Seer scoon ende suyver boeck, verclarende die mogentheyt Gods, ende Christus ghenade, over die sondighe menschen
(2007)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 246]
| |
O Christe / Jesu hooft der heyliger kercken / soet
Geeft u Catholijcke ledekens stercken moet.
| |
Refereyn.Wat Christen mensche / mach sonder schreyen sienGa naar voetnoot48
Dabuysen die in kerstenrijck ghebueren / nu
So veel ghelooven als verscheyen / lien
Men weet oock waer / oft in wat contreyen / vlien
Waer datmen comt tisser vol errueren nu
De Christenen het roerken Christi schueren / nu
Arger dan de knechten / si inde daet / blijcken
Die Jesum cruysten / wie en sou niet trueren / nu?
De waerheyt sluyt / meest elck buyten der dueren / nu
Tgheloove / uut onsen palen heel gaet strijcken
Tvolck en wilt schier / Coninc oft prelaet / wijcken
Gods oft haerder oversten / gheboden houwen
Maer elck gaet hertneckich / obstinaet / prijcken
Allen Gods dienst si gheerne uutroeden / souwen
So sy oock doen / als Turcken / en Joden schouwen
Sy Gods tempel dit doet my onsachtich waken
En segghen een paer
Heere wilt ons in tgheloove eendrachtich / maken
Met dit nieuwe Jaer.
Eest niet schande / boven alle schanden grootGa naar voetnoot49
Dat Christenen / in tgheloove / onder een twisten
De gheleerde / lijden in allen landen stoot
Oft Esels waren heel van verstande bloot
En dat de ketters / schriftuere alleen / wisten
Om Gods woort te valschen en spaertmen geen listen
Waer uut dagelijcx veel valsche secten / rijsen
Oft heeren Vorsten dit alle gemeen slisten
Tgheloove te beschermen / uut jonsten / reen / ghisten
So mocht mense wel / metten perfecten prijsen
Daermense som moet metten inspecten / wijsen
Compt selve / wilt u kercke / beschermen / heere
Wilt nu met trooste den subjecten / spijsen
U Catholijcke kinderen / tot u kermen / seere
U aensicht tonswaert / om tontfermen / keere
Och oft wy in ons gebedt aendachtich / spraken
Stille en openbaer
Heere wilt ons in tgheloove / eendrachtich / maken
Met dit nieuwe / Jaer.
| |
[pagina 247]
| |
Rooven stelen alle Goddeloosheyt
Spruyt uut dees errueren certeyn bevroden wijt
Kerckroof / brantsticht / moort / menich boos feyt
Soot dagelijcx blijckt / door smenschen broosheyt
Tusschen vrienden ghebueren / verwoeden nijt
Muyterije / oploopen / oock bebloeden strijt
Onder borghers / tuycht experientie / oock
Ten is noch gheen eynde / wel op u hoeden zijt
Noyt sint en hadden wy welvaert oft goeden / tijt
Oft noch en selen dis mijn sententie oock
Daer en is noch liefde oft reverentie oock
Tot God oft sijn moeder / oft tot sijn sancten / och
Al omme spreydt haer dees pestilentie / oock
Ja desghelijcx sietmen meer oncruyts planten / noch
Tvolck suyght van valschen predicanten / tsoch
Der ouder ketters / dies ons warachtich / naken
Noch veel plagen swaer
Heere wilt ons int geloove / eendrachtich maken
Met dit nieuwe Jaer.
Waert niet tijt? nu wy den slach opten hals hebben
Dat wy Gods vreese / in ons herten leest schreven
Deden wy so wy souden ghenoech van als hebben
Hoe wy diertijt sterfte meer onghevals hebben
De menschen en souden / noyt so ongevreest bleven
En die roemen dat si na den gheest leven
Dat Evangelijs al haer pleghen is
Dat zijnse die hen tot svleesch wellust meest geven
Sonder reden oft wet / heel verbaest sneven
Noch vasten noch vleesch derven alst so gelegen is
Maer gheven den vleesch al daert toe genegen / is
Noch willent al Evangelische mannen zijn
En al haer doen meest dEvangelie teghen is
Gods vreese moet uuter werelt ghebannen zijn
Sijnen boge en sal met eer ontspannen zijn
Tot dat wy ons sonden met rouwe crachtich staken
En leven exemplaer
Heere wilt ons int geloove eendrachtich maken
Met dit nieuwe Jaer.
| |
[pagina 248]
| |
Die aenmerckt de dinghen / die ons ontmoeten heden
Moet suchten Christenrijc noyt dus leelijc befaemt was
Theylich Sacrament sietmen met voeten treden
Dbeelt des heeren / die met sinen soeten leden
Om ons misdaet / aent cruyce geraemt / was
Sietmen nu van kerstenen ontwee breken
Om Christus door Hierusalem gepraemt / was
Gods tempel vernielt die so vernaemt / was
Meynt ghy dat God zijn sweert sal laten in schee steken
Hy salt noch swaerlijck te lande / en ter Zee / wreken
Merckt dit wel ghy dolende siende blinde / aen
Soudemen / alle de boosheyt in dbree / preken
Die in Luthers en Calvinus legende staen
Een goet Christen stont sijn haer overende / saen
De Chatolijcke naer Gods eere machtich haken
Roepen verre / en naer
Heere wilt ons in tgeloove eendrachtich maken
Met dit nieuwe Jaer.
PRINCE.
Prince roept weder u verloren schapen
Die met sienden oogen ter eeuwiger doot / dwalen
Laetse niet langer / in uwen toren slapen
Al zijnse geworden svyants gesworen / knapen
Ghy hebt de macht ghy muechtse uut svyants poot / halen
Want deertsche princen / ons inder noot / falen
Soecken wy u hulpe / wiltse ons laten / vinden
Laet ons te Bethleem / naer dlevende broot / talen
Dwelck voor ons wilde uut zijns vaders schoot dalen
En liet hem in doecxkens uut caritaten / winden
O heere wilt u cracht ons te baten sinden
Veel duysenden / Turcken tonswaert crielen willen
Laet niet u kercke / van ketters verwaten / schinden
Die meer dan Turcken der kersten sielen schillen
Willet gheween van die voor ons knielen / stillen
Als een gejaecht hert wy seer jachtich spaken
Naer u Fonteyne claer
Heere wilt ons in tgheloove eendrachtich / maken
Met dit nieuwe Jaer.
| |
[pagina 249]
| |
ALLE Catholijcke wilt patientich / zijn
Noch schout valsche / propheten alser geschreven / staet
Naer Gods woort / te leven wilt / diligentich / zijn
Aenroept den Heere / en laet u leven / quaet.
Blinde Mollen die den doolwech / gaen / terden
Jae sonder vreese / in sduyvels schoot / loopen
Inder doot / sullen u ooghen / opghedaen / werden
Nu wilt ghy Gods plagen niet op u groot / hoopen
Siet toe laet u so vast / niet in svyants poot / knoopen
Meer suers dan soets. |
|