Seer scoon ende suyver boeck, verclarende die mogentheyt Gods, ende Christus ghenade, over die sondighe menschen(2007)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 190] [p. 190] Refereyn. O Doot door u memorie ick vereyse Weer ic voorwaert gae oft achterwaert deyse Ick en mach u niet ontvlien / dit doet my beven Ick moet wech ic en weet waer leyt de reyse Weer ter hellen / oft ten hemelschen paleyse Maer tis seker al dat ontfaen heeft leven Moet sterven tvonnis is so ghegeven Hier tegen en is oock gheen appellatie Mijn dagen zijn getelt / mijn jaren sijn geschreven Alle uren werde ick ter doot ghedreven Ick en weet hoe oft waer tijt oft spatie Mijn sonden sijn vele sonder comparatie En svyants tentatie sal my dan bevechten Dus mach ick arm sondaer wel roepen om gratie Want sou my God / naer mijn verdiensten rechten Ick werde ghelevert den helschen knechten O bermhertige Jesu / dus roepe ick dy aen Heere alst my al afgaet wilt my dan bystaen. Als sieckte my quelt / niet om verstrangen Als den neuse scherpt / en de blosende wangen Verbleecken / de lipkens bestaen te blauwene Alsmen roept om biechte / alsmen tcruys gaet langen Als diveersche pijnen / mijn lichaem prangen En als den pols beghint te flauwene Als treeusweet hem pijnt door tvel te dauwene Tvleesch nae trotten walgelijck te stinckene Als de huyt / eertachtich / begint te grauwene En therte / van uren / tot uren / begint te nauwene Alsmer gaet couten van graven van sinckene En mijn vrienden / om tgelt / bestaen te dinckene Die meer mijn goet / dan mijn leven begheeren Alsmen Gods lichaem my brengt met clinckene En alsmen de leden gaet Olijen / en smeeren Als mijn maghe gheen spijse / en can verteeren O Christe Jesu wilt u ooghen op my slaen Heer alst my al afgaet wilt my dan by // staen. [pagina 191] [p. 191] Als memorie faelgeert / de crachten beswijcken En der doot voorboden / openbaerlijck blijcken Als mijn magen die naer my / mijn goet sullen erven Mijns niet en achten / maer na plonderen kijcken Als de dootlijcke nopen / ter herten waert strijcken En de leden vaste allenskens sterven Als ick allen eertschen troost moet derven En alleene moet comen voor Gods presentie Rekeninghe doen / en den kerf af kerven Wat ic misdaen hebbe / waer en hoe menich werven Ende als mijn arm beladen conscientie Van cleynen ghebreken / maect groote mentie Die ick ghesont zijnde niet eens en achte Als ic Gods strange / rechtveerdighe sententie Van uren tot uren / ligghe en verwachte Als den dach voorby is / en het naect den nachte En my twijfelt / weer ic sal verdoemt zijn / oft vry // gaen Heere alst my al af gaet / wilt my dan by // staen. Als lutter yemant meer / met my vermaect // is Deene moede gedient / dander moede gewaect // is En elck mijnder moeyten / begint te verdrietene Als den mont bitter / therte dorstich / verspaect // is Als darme siele / die van duechden naect // is Sorcht Gods rechtveerdicheyt / te genietene Als dlichaem van vreesen begint te verschietene En de tonghe niet meer / en can ghespreken Alsmen daer wijwater / bestaet te ghietene En tscheepken hem pijnt na zijn haven te vlietene Alsmen de ghewijde keerse / doet ontsteken Therte wil bersten / en dooghen breken Als daer geen hope / en is / te ghenesene En my sullen gheheyscht werden / jaren / en weken Van dat ick begonste / eerst yet te wesene Och alsmen dendelveers / begint te lesene En de werelt sal segghen van my / tfy // saen Heere alst my al afgaet / wilt my dan by // staen. [pagina 192] [p. 192] PRINCE. Princelijck Prince / door u liefde heet Door u minnende herte / dat aent Cruyce spleet Door u open vijf wonden vloeyende root Staet my by inde ure / die ick niet en weet Ontfermt mijns dan / door u bloedich sweet Dwelck ghy storte / int Hoofken / uut vreese der doot Als ick ligghe en gape / in duyterste noot En my niet volghen en sal / dan mijn wercken Sijt dan mijn leytsman / mijn Prince / mijn hoot Jont my te nuttene / dlevende broot Dwelck / my in mijn pelgrimagie / mach stercken Geeft my warachtich berou / als kint der kercken Volcomen biechte / al mijn Sacramenten En wilt my beschermen / onder u vlercken Als my bevechten / de helsche serpenten U bitter doot / wilt in mijn herte prenten Mijn sondige besmette siele / muecht ghy // dwaen Heere alst my al afgaet / wilt my dan by // staen. Vorige Volgende