Seer scoon ende suyver boeck, verclarende die mogentheyt Gods, ende Christus ghenade, over die sondighe menschen
(2007)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 139]
| |
Deeuwige waerheyt / dolinge swichten / doet
Uwe claerheyt / de verblinde / verlichten / moet.
| |
Refereyn.DEn vromen Christenen / die nu ter tijt / leven
Eest is haerder herten / wel een cruys / groot
Als si dallende / sien
Der heyliger kercken / wien salmen den wijt geven
In alle staten / sietmen abuys / bloot
Dlant is vol blinde // lien
De sommige seggen / als donbekende / wyenGa naar voetnoot32
Oft wat salmen gelooven? sy ooc spreken / meere
Waer sullen der kercken kinderen / ten ende / vlien
Claer siende leyers / nu ghebreken seere
Wilt in u kercke / nieu lichten / ontsteken / heere
Die den blinden / muegen u voetpaeyen / wijsen
Dat hem elck / van zijnen quaeyen treken / keere
Want uut verblintheyt / diveersche schaeyen / rijsen
Wilt doch u volck / met uwer genaeyen spijsen
Maecktse confuys die de waerheyt bevichten / nu
Stille en openbaer
O heere wilt alle blinde / verlichten / nu
Met dit nieuwe Jaer.
Wat sals ghewerden / o hemelsche Vader och
Ten zij / dat ghy nederwaerts / u oogen / slaet
Den twist der Kercken stilt
Wy hopen / vast beters / twerdt lang so quader / noch
Wy doen ons clachte / in uwen hoogen raet
Ons suchten wercken wilt
U bermherticheyt is leecken en clercken milt
Vertroost u schaepkens / die dit erruer / laken
En weest den herders / eenen stercken / schilt
Die om die te beschermen in dlabeur / waken
Nacht ende dach / met groot doleur / snaken
Dat sijse mochten uutten tanden / trecken
Den grijpenden wolven / die dit rumoer / maken
Oploop en twist / in steden in landen / wercken
Metten Sacramenten Gods vyanden / gecken
Daer teghen nieuwe ketterijen dichten / nu
Door u gratie claer
O heere wilt alle blinde verlichten / nu
Met dit nieuwe Jaer.
| |
[pagina 140]
| |
Waer was van meerder verblintheyt gehoort / oyt
So veel hoofden so veel gelooven schiere
Therte met gheween / sucht
Hoe wel men overvloedelijck Gods woort / stroye
Tvolck laet hem van ketters so verdooven / schiere
Tdoet lutter oft gheen / vrucht
Tis al gheinficieert deur donreen lucht
Der heresyen dat de quaetste peste is
O Christen menschen / hier voor groot en cleyn / ducht
Want heel ontsteken in Dooste in dweste is
Valsche propheten de werelt op dleste / is
Nieu fenijn / van dagen tot dagen spouwen
Elck dunckt dat syn opinie de beste / is
Tis nu tijt dat goey Christenen wagen souwen
Lijf ende goet / vrienden en maghen schouwen
Int ghebet haer herten tot God oprichten / nu
En segghen eenpaer
Heere wilt alle blinde verlichten / nu
Met dit nieuwe Jaer.
Sy sijn blindt / en int doncker si wandelen vry
Die wanen sien / en sonder sorgen / dolen
Vallen inden gracht / saen
Dat si niet en verstaen / daer af handelen / si
Int duyster houden si haer verborgen scholen
Daer si inder nacht / gaen
Opter kercken gheboden si geen acht slaen
Sy versmaden doverheyt / van beyden staten
Sy willen vry sijn / onder gheen macht / staen
Wie anders leert si tallen contreyen haten
Eest niet groot wonder dat hen verleyen laten
Heeren vorsten wel gheboren mannen
Die met recht tzweert / souden uuter scheyen / vaten
Tgheloove beschermen / tcaf uuten coren wannen
Siet toe God sal noch in sijnen toren spannen
Synen boge hy bereyt vast sijn schichten / nu
Och elck segge my naer
O heere wilt alle blinde verlichten nu
Met dit nieuwe Jaer.
| |
[pagina 141]
| |
Daer is uutghelaten / een listich / gheest
Die den leecken hen der schrift doet onderwinden
Naer haren sin rasen
En onder malkanderen / zijn si twistich / meest
Elck wil als Meester wat nieus bysonder / vinden
Deur helsch gheests inblasen
Wat vindtmen sottinnen / en niet min dwasen
Die uutgheloopen Muncken sulcken trouwanten // stellen
Voor geleerde mannen / die int beghin lasen
Waer me si spotten goey predicanten / quellen
O Heere wilt dees onnutte / planten / vellen
Wiens vruchten / veel zielen int helsche gepijn brengen
Met Mahometum / wil ick dees quanten / tellen
Met Devangelie / si haer fenijn / minghen
Noyt arger wolven / onder schaepkens schijn / gingen
Devotie en Gods dienst / doen si swichten / nu
Men vindet so waer
O Heere Wilt alle blinde verlichten / nu
Met dit nieuwe Jaer.
Christelijcke Princen / wilt volherdich / blijven
Doet u gheloove excellent blijcken
Thoonet van buyten / oock
En wildt niet achten / der ketters hooveerdich scrijven
Van u Religie / wilt door gheen tormenten / wijcken
Wilt doren sluyten / oock
Sijt wijs als Serpenten / wat si pijpen oft fluyten / oock
Thoont u gheloove / segter tegen / yet
Wat ghi hoort / op wagens / schepen / en schuyten / oock
Laet u in gheender manieren / beweghen / yet
Gheeft gheen gehoor / volcht der dwasen plegen / niet
Schoutse ghebruyckt uwer broeder / sinnen
En sijt ghi geleert jaet de waerheyt verswegen niet
Hooren si u ghy sult uwen broeder / winnen
Wilt de Roomsche kercke / voor u moeder / kinnen
Raden u contrarie / Neven oft Nichten / nu
Segt met suchten / swaer
O heere wilt alle blinde verlichten / nu
Met dit nieuwe Jaer.
| |
[pagina 142]
| |
CONCLUSIE.
Alle goede Christenen zijt op u hoede / wel
Neerstelijck / steldt u / inde wapen / oock
Naer u herders hoordt / met ootmoede / snel
Aldus salmen u tellen / met Christus schapen / oock.
Boven al ghy herders en wildt niet slapen / oock
Ja en wildt de wolven uut alle percken / keeren
In tghebedt / weest wacker / als trouwe knapen oock
Nu voecht uuter duecht / als lichten der kercken / heeren
Stichten goey woorden / noch meer goey wercken / leeren
Meer suers dan soets. |
|