Seer scoon ende suyver boeck, verclarende die mogentheyt Gods, ende Christus ghenade, over die sondighe menschen
(2007)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |
[Refereyn.]Wanneer my somtijts desolatie
Wilt overvallen / door diversche quellinge
Die my geschiet van Cains generatie
So sterck ick my selven weer door Gods gratie
Dinckende al lijdt mijn scheepken hellinge
God salt noch opheffen uuter dellinghe
Want die hem betrouwen / al zijnse in weene
Hy troostse int leste / al neempt hy uutstellinghe
Dit dinckende / al maken de quade rellinghe
Teghen mijn eere / ick acht al cleene
Wel wetende / dat icx niet en ben alleene
Die onrechtelijc / beclapt werden / en beloghen
Dus en wil icx soo seere / niet trecken te beene
Maer ghevent god oppe / met knijen gheboghen
Biddende om troost want tis in zijn vermoghen
Dat hy my mach helpen / hoe seere beladen
Wat fenijn dat teghen my wert uutghespoghen
Is God met my wie mach my schaden.
Is God met my ick set in mijn deere
Den vyant met alle zijn adherenten
Al zijn de quaey tongen / inde weere
Mijn fame te rooven / tsal noch comen int cleere
Hoe my belieghen / dees nijdige serpenten
Ick wil Christus lijden int herte prenten
Die van zijnen broeders oock heeft geleden
En slaen by tcruyce / ons heeren mijn tenten
Vervolghen my mijn naeste / tzijn doude gewenten
Ten is van gisteren niet oft van heden
Want van mijnder jeucht / zy noyt anders en deden
Danse altijt quaet / van my hebben gesproken
Dus wil ick mijn hertken stellen / te vreden
Tmocht sonder mijn toedoen / wel werden gewroken
Want Gods hulpe en heeft my noyt ghebroken
Ick hope / hy sal my noch staen in staden
Al moghen zy mijn fame / een weynich croken
Is Gods met my / wie mach my schaden.
| |
[pagina 55]
| |
Al wert Joseph van sinen Broeders ghehaetGa naar margenoot+
En daer toe uut nijde / in Egyptien vercocht
Hy quam daer dore tot alsulcken staetGa naar margenoot+
Dat zijn broeders aen hem hulpe / en toeverlaetGa naar margenoot+
Met ghebogen knien / namaels hebben ghesocht
Al heeft Esaus nijt / oock sulck werck ghewrochtGa naar margenoot+
Dat Jacob in Mesopotanien / moest vlien
Hy heeft weercomende veel rijckdoms me brochtGa naar margenoot+
Dus wil ick mijn hertken / ooc stellen locht
God sal my te beter helpen misschien
Al wert ick ghehaet / tis dickwils ghesien
Dat de benijde / niet dan te bat en varen
Wat achte ick tsegghen van onwetenden tien
Ick hope God sal my voor de daet bewaren
Al moghen de loghenen / therte beswaren
Alst God belieft / hoe si my versmaden
Hij sal de waerheyt / wel openbaren
Is God met my / wie mach my schaden.
Al Was Susanna valschelijck bedreghenGa naar margenoot+
Met overspel / haer wroegers / quamen ter schanden
Al wert Mardocheus / tonrechte / beteghenGa naar margenoot+
Aman heeft den strop / om den hals ghecregenGa naar margenoot+
Mardocheus wert geeert / in veel landenGa naar margenoot+
Al scherpte Nijt / op David / oock zijn tandenGa naar margenoot+
Soo dat Coninck Saul / stont naer zijn leven
Saul viel self inder Philisteen handenGa naar margenoot+
En David wert tspijte / van sinen vyandenGa naar margenoot+
Moghende Coninck in Israel verhevenGa naar margenoot+
Al hadden Daniels benijders bedrevenGa naar margenoot+
Dat hy inder Leeuwen cuyl wert ghewesen
Daniel ontschuldich / is ongeschent gheblevenGa naar margenoot+
Ghesont uutcomende / te meer ghepresen
Als ick schriftuere / heb overlesen
Al is Cains nijt / quaet om versaden
Exempelen aenmerckende / seg ick mits desen
Is God met my wie mach my schaden.
| |
[pagina 56]
| |
PRINCE.
Al willen quaey tongen mijn fame berooven
En loghenen versieren / teghen mijn eere
En mijn vrienden willen zijn / hen laten verdooven
Haer loghenen meer / dan de waerheyt ghelooven
Tis al menschen werck / ick en achts niet seere
Want ick de menschen / vast kennen leere
Soe seg ick dwaes zijnse / die menschen betrouwen
Maer ick vinde noch troost / daer ic my toe keere
Men mach my niet belieghen aen onsen Heere
Want hy can tbinnenste der herten aenschouwen
Wie dat my afgaet / met hem wil ickt houwen
Ick set alle dinck by / mach ick hem behaghen
Doen my de menschen anders dan si souwen
Den Heere sal ick alleene mijn lijden clagen
En so gewillichlick mijn cruysken draghenGa naar margenoot+
Dat hy my op leyt / en volghen zijn paden
Al legghen my mijn vyanden duysent laghen
Is God met my / wie mach my schaden.
|
|