Schoon ende suverlijc boecxken inhoudende veel constige refereinen (Refereinen 1528)
(2007)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermdRefereyn:GOd almachtich / ons hemelsce / vadere
Wilt dat sijn kinderen / alle gadere
Sijn rijcke besitten / duer tribulatieGa naar margenoot+
Hier om gehingt hi / uut minlijcker adere
Dat valsce propheten / so lang so quadereGa naar margenoot+
Ter werelt verwecken twist en turbatieGa naar margenoot+
Op dat de goede / duer haer temptatie
Hier werden beproeftGa naar voetnoot10 / en namaels verheven
Uut scriftueren neme / ic mijn fundatie
En als ic vinde in mijn contemplatie
So hebben de ketters / veel quaets bedrevenGa naar margenoot+
Eerst Hermogenes / Philetus / in haer leven
Die Paulus predicatie weder stonden
| |
[pagina 139]
| |
Maer onder al daer wi af vinden bescreven
Noyt arger dan Luther en was ghevonden
Van hem so spreectmen / over dusent milen
Sijn leere vliecht / als venineghe pilen
Daer veel kersten sielen / me werden vermoordt
Tes waer men heeft ketters / vonden bi wilen
Vernufter dan Luther / quaet om versubtilen
Die uut hem selven / nieu erroren brachten voort
Maer meest alle ketterie / die is gehoort
Heeft Luther als valsch veninich serpent
Naer hem getrocken / en duer sijn woort
Wert si verbreyt / en als nieu georboort
Dat voortijts / verbrant is wert weder geprent
Noyt en hadt de duvel / beter instrument
Sijn dobbel bedroch / is seer quaet om gronden
| |
[pagina 140]
| |
Dus seggic noch eens / want nu blijct present
Noyt argher dan Luther en was ghevonden
Doude ketterie / heeft hi tsamen gheraept
Die lach begraven / inden hoec verscraept
En heefter vanden sinen / wat ane ghelapt
Van uutgeloopen moniken / wert hy vercnaept
Die tegen hem spreect / teghen eenen oven gaept
Sonder redene / hi na sijn sinlicheit clapt
Al waert dat Lucifer / selve waer ghecapt
Hi en soude niet veel argher mueghen wesen
Heel kerstenrijc duer hem / in duechden verslapt
Voor soeten wijn / hi valsch venijn uut tapt
Was Arrius quaet / niet beter en is desen
Als Manicheus / Marcion / wert hi ghepresen
Ebion / Elvidius / snooder dan honden
| |
[pagina 141]
| |
Maer wat quaet dat wi / van dandere lesen
Noyt argher dan LutherGa naar voetnoot11 en was ghevonden
Hi heeft sijn venijn / nu uute ghespoghen
Dat hi over veel jaren / hadde ghesoghen
Uut oude verdoemde / ketterlijcke boecken
En daer toe heeft hi / nieu logenen geloghen
Veel quaets gespuys / heeft hi aen hem getogen
Aenmerct sijn discipulen / aen alle hoecken
Hoe si blasphemeren / achterclappen vloecken
Overspeelders / bedriegers / meest aen
hem houwen
Vertwijfelde papen / die god niet en roecken
Maer ghemac / en alle wellusticheit soecken
Verloopen religiosen / mans en vrouwen
Dien raedt hi / dat si malcanderen trouwen
Ghelijc sijn scriften / openbaer orconden
| |
[pagina 142]
| |
Ic segge op dat elc / tvenijn mach schouwen
Noyt argher dan Luther en was gevonden
Een duve wert op sijn schoudere geset
Gelijc den valschen / prophete / Machomet
Want bedrooch / dye tvolc / Luther doet van gelijcken
Ic en weet hem waer bi / compareren bet
Hi geeft een saechte / gemackelijcke / wet
Daer hi mede trect / dar me metten rijcken
Vasten maect hooft sweer/ het doet beswijcken
Maer eten en drincken / thertken vermaect
Hier om prijst hem tvolc / somen siet blijcken
Moniken en nonnen gaen tsamen strijcken
Hi preect al vriheyt / daer meest elc na haect
Hi latet al toe / dat den vleesce wel smaect
Dees gripende wolf / heeft veel scapen verslonden
| |
[pagina 143]
| |
Dus seggic noch eens / mi en roect wie dlaect
Noyt argher dan Luther en was gevonden
Wat is duer hem gestort / al christen / bloets
Hi maket volc weerspannich vol overmoets
Dondersaten steken / tegen haer prelaten
Wat doet hi al quaets / wat belet hi al goets
Tis meer dan wondere / dat in yemant vroets
Sijn valsce leeringe / can ghevaten
Hi is thooft van allen / apostaten
Een volmaect doctoor / inde ketterie
Capiteyn van allen / dronckaerts en fraten
Als Donatus / hoveerdich / ketter verwaten
Valdo / Wiclef / Johannes Hus / dees drie
Hieronimus van Pragen / dits een
compaengie
Van Lucifer als valsce / leeraers ghesonden
| |
[pagina 144]
| |
Ic late mi duncken / na mijn fantasie
Noyt argher dan Luther en was ghevonden
Princen en Princessen / redelijcke gheesten
Schout de Lutherianen / in alle feesten
Den luegenachtigen geest / heeftse besetenGa naar margenoot+
Oversiet den hoop / vanden minsten / totten meesten
Si verachten gods wet / si leven als beesten
Vliet de serpenten / oft ghi wert ghebeten
Want onder alle / valsche propheten
So en heeftmen niet so boosen / gevonden bicans
Als Luther / die door sijn / valsch vermeten
Uut grooter hoverden / waent alleene meer weten
Dan alle heylighe / gheleerde mans
En hout hant me ane / aender ketters dans
Als capiteyn / draecht hy den standaert ontwonden
| |
[pagina 145]
| |
Dus sluyt ic al heb ic wedersegghers nochtans
Noyt arger dan Luther en was ghevonden
|
|