Schoon ende suverlijc boecxken inhoudende veel constige refereinen (Refereinen 1528)
(2007)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
Werden nu onteert so elc speculeren mach
Tvolc soect nieu wegen / en laten den ouwen
Beyde mans en vrouwen
Hoe mach devotie / aldus vercouwen
Certeyn ic sou houwen / het doeget verleyden
Der valscher propheten / die dit spel al brouwen
Elc wilse scouwen / rasch sonder beydenGa naar margenoot+
Hout u aen dat douders hier voortijts seyden
Acht niet haer vleyden / trect niet een lijneGa naar margenoot+
Wilt uut middel / van Babylonien scheyden
Oft ghi sullet bescreyden / ten lesten fijne
Die bi serpenten gaet crijcht vanden venijne
Een serpent sal altijt sinen aert barenGa naar margenoot+
En met sinen venijne ongespaert / naren
Alle de ghene diet sal gheraken
| |
[pagina 61]
| |
Venijn moeten smakenGa naar margenoot+
Dus die bi quaet geselscap onvervaert paren
Al waert datse in duechden so vermaert / warenGa naar margenoot+
Si sullen ooc argeren / haer duecht sal laken
Hier om wilt waken
Quaet geselscap is arch als gespuys van draken
Om dese saken / liet Abraham dat sondich cotGa naar margenoot+
Van Caldeen / daerse god / den heere verstaken
Afgoden gingen maken / en hebben god bespotGa naar margenoot+
Die met dwasen wilt verkeeren / dye wert ooc sot
Gelijc een cleet vermot / bederft de heel scrijne
En gelijc een ontsteken let / dander verrot
So seggic int slot / en blive bi dmijne
Die bi serpenten gaet crijcht vanden venijne
Petrus die int geloove sterc als een mast / wasGa naar margenoot+
| |
[pagina 62]
| |
Viel bi quaet geselscap hi die so vast wasGa naar margenoot+
Wat wildi u dan op u stercheyt verlaten
Arme crancke vaten
Peinst hi die op Jesum / so wel gepast / was
Heeft hem verloochent / doen hi inden last / was
Al sidi int geloove / sterc boven maten
Ten sal u niet baten
Ghi moet alle dwalende geselscap hatenGa naar margenoot+
Die op ketters tractaten / haer tanden wetten
Scoutse als verbannen / verdoempt / verwatenGa naar margenoot+
Op wegen op straten / die duecht beletten
Wijfs connen nu geleerde mans omsetten
Als sviants netten / met devoten scijne
Vliedt de ketters / in maeltijden en in bancketten
Al mocht dlichaem vetten / twert der sielen pijne
Die bi serpenten gaet / crijcht vanden venijneGa naar margenoot+
| |
[pagina 63]
| |
Ooc wert een mensce vanden menscen geeert / vry
Metten genen daer hi dagelics verkeert / by
En geen dinc ter werelt en is so lofsame
Als goeden nameGa naar margenoot+
Hoort Joannem spreken u wijsheyt vermeert / ghy
Wilt de ketters niet groeten dus scrijft
hi dus leert hiGa naar margenoot+
Op dat haer quaetheyt u ooc niet en prame
Oft en beschame
Sorcht meest voor u siele ooc voor u lichame
Hi verliest goey fame / die den quaden behaecht
Maer den quaden meslieven / is gode bequame
Tes der sielen vrame / dus niet en claecht
Al beclappen u quaey tongen / daer na niet en vraecht
Dat vrolijc verdraecht / want god troost de sine
Scout quaey menscen of ghi werter met geplaecht
Weer weduwe oft maecht / monic oft bagijne
| |
[pagina 64]
| |
Die bi serpenten gaet / crijcht vanden venijne
Prinche
Prince die van my / hertelijc / bemint / sijt
Ic bidde u / dat ghi voort wijs ghesint sijtGa naar margenoot+
En laet u goede fame dus niet bevlecken
Maer wilt ontdeckenGa naar voetnoot8
Dat ghi der kercken / onderdanich kint sijt
Ic scrive tot u / als die mijn vrient sijt
Op dat ick u tot vroomheden mochte verwecken
Vanden quaden trecken
Die de scriftuere connen lueren en recken
Haer valsce becken / al de werelt becraeyen
Raect den teerpot niet / oft ghi sult u bepeckenGa naar margenoot+
U siele beplecken / dus soude ic u raeyen
Te scouwen dye valsce / leeringhe saeyenGa naar margenoot+
| |
[pagina 65]
| |
Want venijn si spraeyen / in scijn van wijneGa naar margenoot+
Tsijn menscen die met allen winden waeyen
Haren naet si naeyen / met dobbelen twine
Di bi serpenten gaet / crijcht vanden venijne
|
|