't Is al vrouwenwerk. Refreinen(1994)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Meer zuurs dan zoets moet ik eenpaarlijk drinken Veel zwaarder gepeinzen mij 't harte doorwroeten, Ongeneugte houdt mij heel onder de voeten, Mijn lichaam dat smelt als was bij den viere. Waar ik mij stiere, Es er druk ter wereld, hij zal mij ontmoeten. En zeer zelden gebeurt mij enig verzoeten, Maar altijd moet ik drinken van zuren biere: Dit is de maniere. Alle vreugd die is tot mijnent diere; Harpe noch Tere en mag mij verlichten. Ik en kan gemaken geen blijde siere, [pagina 75] [p. 75] Ik kalengiere dees bitter gerichten. Wenende moet ik als geslagen wichten Troosteloos dichten door dit overdinken, Want vrienden en magen, neven en nichten Tegen mij vichten en willen mij krinken. Meer zuurs dan zoets moet ik eenpaarlijk drinken. Mocht mij nog zo vele zoets gebeuren Als zuurs, ik bedankte mij der aventuren; Veel te minder zoude wezen mijn verdriet, Ik vertroostte mij iet. Maar ailacen! Neen 't, dit doet mij zo treuren, Dat mij 't harte dunkt van rouwe scheuren; Altijd druk lijden ende anders niet, Nooit scherper spriet. Waar is troost van mensen, daar ik mij toe verliet? Die voormaals mijn vriend hiet, heeft mij bedrogen: Schoon beuzelen hij mij in d'ore stiet. Wankelbaar als een riet, dubbel en doortogen Heb ik 'm vonden, al scheen hij schoon voor ogen. Trouwe is vervlogen, dit doet mijnen moed zinken. d'Lijden is groot dat ik moet gedogen. Ik zeg 't ongelogen, die woorden klinken: Meer zuurs dan zoets moet ik eenpaarlijk drinken. Meer zuurs dan zoets is bitter om smaken. Mijn hertken zou wel na wat anders haken, Maar neen, ik moet derven alle jolijt Zonder enig respijt. Als vrienden faalgeren, zo mag men wel waken, Wat zullen dan openbaar vijanden maken? Geveinsde vriendschap, vals, hypokrijt, In eens lams habijt, Te lijden van vrienden is d'aldermeeste spijt. [pagina 76] [p. 76] Dus wie dat gij zijt, en betrouwt niemand te wel; Ziet na elken omme, 't wordt u groot profijt. Ik zeg 't zonder verwijt: geen lijden zo fel; Vriends ontrouwe en es geen kinderspel. En gelooft niet te snel, die schoon woorden schinken; Zeik spreekt wel schone, maar 't herte meent el. Door zelken bestel moet mijn vreugd minken. Meer zuurs dan zoets moet ik eenpaarlijk drinken. Waar ik rijk van goede, had ik geld en schat, Dat iegelijk van mij mocht krijgen te bat, Zo zouden mij wel veel vrienden aankleven In mijn leven. Maar nu is mijn beurze van gelde plat; Dus vallen mijn vrienden tot mijwaart prat. Waar dat ik kome, ik werde verdreven, Dit doet mij beven, Die luttel heeft, werd zeer zelden verheven; Ik heb 't wel bezeven. Elk wil mij verdrukken. Heb ik lettel goeds, dat werd mij ontkeven, Onttelt en ontschreven; dit zijn mijn gelukken. Ga ik te rechte, 't recht gaat op krukken. Daarmee ziet men plukken als ganzen en vinken. Ik moet mij lijden, zwijgen en dukken, Al gebeuren mij stukken die 't recht doen hinken. Meer zuurs dan zoets moet ik eenpaarlijk drinken. Tegen één vreugd gebeuren mij duizend zuchten. Ik en weet mij waar keren; waar zal ik vluchten? Mijn wangen moet ik dagelijks bespraaien, Met tranen bezaaien. Wanneer zal ik plukken der vreugden vruchten? Nimmermeer ailacen! dit zoud' ik duchten. Den wind en wil in mijn zeil niet waaien; [pagina 77] [p. 77] 't En baat geen kraaien. Geen spel ter wereld en mag mij verfraaien. Als verbrande kraaien moet mijn smout afleken. Mocht goei avonture tot mijwaart draaien, Zo zoud' ik paaien al mijn gebreken; Maar wacharmen! die is van mij geweken. Die somtijds schoon spreken en vriendelijk winken, Zijn dikwijls dobbel, vol lozer treken; Trouwe is bezweken, ontrouwe dunkt mij stinken. Meer zuurs dan zoets moet ik eenpaarlijk drinken. Vorige Volgende