't Is al vrouwenwerk. Refreinen
(1994)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
Zo dunkt mij, dat alle ding verdraaid gaat,
En 't volk ook met allen winden waait (ja 't),
Recht of men geen God of geen helle en vonde.
Luttel iemand es recht gelovig van gronde,
Maar meest elk es tot twijfelingen genegen.
't Kwaad heet nu goed en men acht 't voor zonde,
Dat goede werken te heten plegen.
Men laakt 't nu al, dat den vleze gaat tegen:
Dat den vleze mee gaat, wordt voor deugd geprezen.
Dit doet ook den monken haar kappen verwegen.
Och, waar is kerstenrijk toe bedegen
Door Luthers doctrijne, vol erreurs gerezen?
d'Evangelie Christi wordt nu gelezen
Van bankboeven, dronkaards, roekeloze calanten,
Om naar 't vlees te trekken, het blijkt uit dezen.
Is zonde deugd, de Lutheranen zijn santen.
Waar 't dat de mensen dit wel gade slaan wouwen,
Elk zou hier met mij zijnen zegel aansteken.
Is achterklap deugd, wilt dit vermaan knouwen,
Zo zijn 't al santen, die met Luther aanhouwen,
Want van niemand en kunnen zij wel gespreken.
Is 't zonde, dat wij biechten ons gebreken?
Is 't deugd, dat zij hem derren vermeten,
Hoe zondig zij zijn, vol vleselijker treken,
Dat met enen zuchte al wordt gekweten?
Is 't deugd, dat zij 's vrijdags vlees willen eten,
En is 't zonde, dat ander Christenen derven,
Zo houd ik ze ook voor heilige profeten.
Is 't deugd, dat zij alle weldoen vergeten,
Met niet te doene den hemel willen erven,
Zo mag men haren dag wel vieren, als zij sterven.
Is 't deugd onkruid in Gods akker planten,
| |
[pagina 51]
| |
Zo denke ik en zeg 't ook menigwerven:
Is zonde deugd, de Lutheranen zijn santen.
Is 't deugd in Bachus' kerke grote teugen drinken?
Is 't deugd hoveren, brassen, slampampen
En door onzuiverheid meer dan zeugen stinken?
Is 't deugd, dat zij menige stoute leugen dinken,
Paus, kardinalen, bisschoppen beschampen,
Tegen papen en monken roepen en stampen,
Den rechten weg laten en gaan den krommen?
Is 't deugd voor 't sacrament storten de lampen
En achter straten met toortsen lopen mommen,
In geestelijke habijten met fluiten, met bommen,
Van brooddronkenschap wetende wat beginnen,
't Geld verdobbelen met vollen kommen
En kloosters beroven, kerken en dommen?
Mag men hiermede de hemel winnen,
Zij varen in den koor der serafinnen.
Is 't deugd, dat men straft d'oprechte predikanten,
Gods moeder veracht, santen en santinnen?
Is zonde deugd, de Lutheranen zijn santen.
Is 't deugd Gods woord naar 's vlees' beroeren trekken?
Is 't deugd d'evangelie te lezen kwansuis,
Opdat elk daarmee mag zijn valse kuren dekken?
Is 't deugd met der heiliger figuren gekken,
De beelden te verwerpen, ja en 't heilig kruis,
Venus, Cupido en zulken gespuis,
Naakt in kameren te hangen zeer putertier?
Is dit al deugd, dit maakt mij confuis,
Zo behoefde men wel enen nieuwen brevier.
Daar wordt er vast vele gedood daar en hier.
Zal men die al voor martelaars eren,
Zo mag men wel scheuren den ouden kalengier,
| |
[pagina 52]
| |
Want daar en staan geen santen in dit papier,
Die 't gelove bevechten en de waarheid verkeren,
Met den evangelie alle deugd verleren,
Gelijk nu doen dees Lutherse plavanten.
Maar ik derf wel zeggen voor vrouwen en heren:
Is zonde deugd, de Lutheranen zijn santen.
Is 't dat de Lutheranen hovaardig blijven
In haar opinie, zo zij gewoon zijn,
Gulzig, onkuis, brooddronken, aalwaardig blijven
In dees deugden tot der dood volhaardig blijven,
Het eeuwig leven zal haren loon zijn.
In den hemel, daar Lucifer zal patroon zijn,
Daar zullen zij snap zonder vaagvuur varen,
In den hoogsten troon: zal 't daar niet schoon zijn?
Met Arrio, Helvidio, dat ketters waren,
Bij Hus en Wiclef zal men ze paren,
Daar hen sulfer en pek niet en zal missen,
Daar zullen zij met der duivelser scharen
Eeuwelijk moeten braaien en kissen,
Totdat de ratten de helle uitpissen,
Die 't vaagvuur uitpisten; hoort Lutherse kwanten,
Ik zegge nog eens al met der gissen:
Is zonde deugd, de Lutheranen zijn santen.
|
|