't Is al vrouwenwerk. Refreinen
(1994)–Anna Bijns– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
Dat hem dus verheft d'overlandse natie?
Leit hij een strenge, exemplaar leven?
Merkt hier zijn heilige conversatie:
Hij maakt strijd, murmuratie,
Hij verjaagt paais, vrede en accoord.
Sinten verwekten doden door Gods gratie,
Daar 't gelove door gesterkt werd en Christus' woord;
Maar contrarie wordt van dezen sint gehoord,
Want door hem werd vergoten 't Christenbloed
En menig honderdduizend mensen vermoord.
Dit zijn de mirakelen die Luther doet.
Hij waait met allen winden gelijk een loof,
Hij kan Gods geest uit den mensen verdrijven,
Hij maakt gaande liên kreupel en horende doof.
Ziet doch, hoe zijn mirakelen beklijven:
Oude, jonge doet hij in zonden verstijven;
Die ter kerken om aflaat plegen te gane,
Ziet men nu thuis in haar kamerken blijven
Of gaan tuisen en spelen op de bane.
Die voortijds Gods woord, diep om te verstane,
Van den predikanten hoorden met jolijte,
Zijn nu doof; geen predikant en staat hen ane,
Dan enen verlopen monk, die de kappe is kwijte.
Die d'woord Gods verkeren t'haren appetijte,
Die heten zij geleerd, verlicht en vroed.
Dus zeg ik nog, allen ketters te spijte:
Dit zijn de mirakelen die Luther doet.
Luther werkt wondere, ik ben 's orkondere;
Dat hier voortijds recht was, maakt hij nu krom,
Deugd heet hij zonde, en ook bijzondere
Wijze geleerde mannen maakt hij dom,
Ziende liên blind en wel sprekende stom.
| |
[pagina 47]
| |
Gods lof of biechte en willen zij niet spreken,
Maar al zijn discipelen, dat 's meer dan som,
Kunnen wel kouten van ander liên gebreken;
Zij zijn vol achterklaps, 't heeft klaar gebleken,
En 't zijn zelve de schurfste schapen, die men vindt,
Maar zij en zien den drek niet, daar ze in steken,
Zo heeft haar patroon d'ogen verblind.
Mochten zij volbrengen, daar zij toe zijn gezind,
Zij maakten gemene al der wereld goed.
Ziet Christenmensen, die 't gelove bemint,
Dit zijn de mirakelen die Luther doet.
Lucifer zal Lutherus kronen feestelijk,
Want hij heeft hem menige ziele gewonnen.
Die eens waren geestelijk, maakt hij beestelijk;
't Spel dat hij heeft gerokt, wordt vast gesponnen,
Hij doet ze kwalijk enden, die wel begonnen.
d'Onstandachtige mag men nu kennen voorwaar;
Religieuzen, beide monken en nonnen,
Die reinigheid geloofden over menig jaar,
Dien wordt haar ordene nu veel te zwaar,
Zij en willen niet meer dragen zots kaprunen.
d'Een loopt hier hoere, d'ander boeve daar,
En hangen haar kappen op de tunen.
Zij en achten geloften, wielen of krunen,
Maar lopen in d'wilde, als mensen verwoed
Van d'ene zonde in d'ander, als Turken en Hunen.
Dit zijn de mirakelen die Luther doet.
Hij maakt veel hoeren, hij maakt veel boeven,
Want monken en nonnen zijn lui en lakkere.
Hen gebreekt van als, honger doet ze bedroeven,
Zij en kunnen niet ploegen in den akkere.
En wilt hen dan niet borgen den bakkere,
| |
[pagina 48]
| |
Men moet eten, daar en is geen geld om kopen,
Om krijgen zijn zij in kwaaddoen wakkere,
Dan gaat dit gespuis met groten hopen
Den koopman beroven, den landman stropen,
Moorden, branden, stelen, niet om verstrangen.
Ten lesten ziet men ze t'zamen knopen,
d'Een op een rad, d'ander gehangen.
Na haar werken zij ten einde loon ontvangen,
En d'arm ziele vaart licht bij 't helse gebroed.
Elk mocht wel zeggen met beschreiden wangen:
Dit zijn de mirakelen die Luther doet.
Weeuwkens, maagden, voortijds niet om versimpelen,
Die 't hoofd lieten hangen in d'aarde manierig,
Men ziet, hoe aardig dat zij hen nu wimpelen,
Zij worden weerlijk, curieus en nieuwsgierig;
Die reiniglijk leefden, devoot en vierig,
Heeft Luther enen anderen geest doen rapen.
Om enen man te krijgen zijn zij zeer gierig,
Zij en willen niet langer allene slapen.
Het waar hen alleleens, weer monken of papen,
Zo groten begeerte hebben zij om houwen:
Zo de meester doet, doen maarten en knapen.
Die hij heeft gevangen in zijn klauwen,
Zij zijn zonder vreze, beide mans en vrouwen,
En op haar boosheid dragen zij hogen moed.
Nog zeg ik, al zouden ze venijn uitspouwen:
Dit zijn de mirakelen die Luther doet.
Men veracht Gods moeder en alle sinten, ziet:
Kerken, kluizen werden gedestrueerd.
Men gelooft Prekaren of Observanten niet,
Maar den spinrok d'evangelie exponeert.
Golds lichaam, Gods bloed wordt geblasfemeerd,
| |
[pagina 49]
| |
Men spot met den zeven sacramenten,
De heilige schrifture wordt gecorrumpeerd,
Duivelse glosen laat men daarbij prenten.
Mannen-kloosteren en ook vrouwen-conventen
Worden bedorven van den boeven onversaagd,
Van onnozel schaapkens maakt men serpenten,
Men schoffeert zo menige geestelijke maagd.
Heel kerstenrijk schiere in den dienst Gods vertraagt,
Meest elk zijn lichaam na zijn zinlijkheid voedt.
Is hier iemand, die Luthers lere behaagt,
Dit zijn de mirakelen die Luther doet.
Elk ziet de wereld vol dieven krielen,
d'Land en is niet veilig, men schendt de straten,
Men vermoordt veel lichamen, nog veel meer zielen.
Weerlijke prinsen, geestelijke prelaten
Bevechten de boeren, haar onderzaten.
Korach en Abiram zijn weder verrezen.
Doctoren, pastoren, licentiaten
Worden nu van de wijfs onderwezen.
Schrifture wordt in de taveerne gelezen,
In d'een hand d'evangelie, in d'ander den pot.
't Zijn al dronken zot-oren; nochtans van dezen
Worden geleerde predikanten bespot.
't Volk mest in zijn kwaadheid als 't verken in 't kot,
De wereld es verdronken in der zonden vloed.
Nog zo ik eerst zeide, zo zeg ik in 't slot:
Dit zijn de mirakelen die Luther doet.
|
|