De meeste anderen zijn ‘middenmensen’, ze komen niet voorbij de vlek, voor hen telt enkel wat ze zien, ze zijn niet echt interessant. Maar er zijn ook ‘eindmensen’, diegenen die van me houden om wie ik ben, diegenen die toelaten dat ik mezelf kan zijn, zij maken veel goed.
Met de jaren ben ik gehecht geraakt aan de vlek, soms praat ik zelfs met haar, zoals je met een hartsvriendin praat: gesprekken zonder franjes, zonder leugens. Zo nu en dan vergeet ik haar. Dat heb je met dingen die altijd in je nabijheid zijn. Het zou niet mogen, maar het gebeurt. Misschien komt het daardoor dat de vlek aan een eigen leven begon. Sinds enige tijd is ze donkerder van kleur, het lijkt alsof ze groter geworden is. Oom merkte het ook op, hij was er niet gerust in.
Hij nam me mee naar de dokter. Anderhalve minuut keek de dokter naar de vlek, en toen zei hij: ‘We halen ze zo vlug mogelijk weg.’ Mijn oom maakte het gebaar van het tellen van geld. Maar de dokter stelde hem gerust:
‘Het gaat hier niet om een schoonheidscorrectie, u hoeft zelf niets te betalen.’
Ik weet niet wat ik er van denken moet. Al dagen lang lig ik op mijn bed over de beslissing na te denken. Ik heb geen keuze, maar dat maakt het niet eenvoudiger. De operatie is morgen. Nog één nacht te gaan, en er begint voor mij een nieuw verhaal, waarvoor ik alles nog moet bedenken: een begin, een midden en een einde.
Vanaf morgen zal ik verder moeten zonder de vlek. Het is als herboren worden, een reïncarnatie waarbij ik nog precies mijn vorig leven zal herinneren. De vlek zelf zal in de handen van de dokter blijven. Zeker is dat zij zal sterven. Haar verhaal zal gewist worden. Na verloop van tijd zal iedereen haar vergeten, misschien ook ik.