Verclaringhe.
Wat nuttigheydt, cracht en voordeel Geduyrigh aenhouden geeft toont ons dit Sinne-beeldt. De Ouden gebruyckten voor gelijckenisse den geduyrighen water-drop op een harden steen, werdende metter tijdt hol en kuylich, streckende den langhsaem-begrijpende Leerlingen tot troost in hare moeyelijcke verdrietelijckheydt, aenporrende den selven tot geduyrigh aenhouden. Het engh-gehalst Flesje wert allencxkens met enckele droppelen vervult (gelijc wy hier voren elders gesproken hebben) alsoo mede den genen die aenhoudt, eyndelijck sal hy sijn wit erlanghen.
Dan laet sien, dese onse fabel schijnt veel meer de Altijt-vroech-genoegh-komers te bestraffen, ende de Tijt-waernemers den prijs toe te voeghen: ende dit oock met reden, want gelijckerwijs men het yser moet smeeden terwijl het heet is, alsoo moet men oock den tijdt gebruycken terwijl men de selve heeft: Wacker dan, leer-gierighe sinnen! verflaeuwt niet in de langhduerigheydt des tijdts, noch stoot u niet te seer in de traegheyt uwes begrijps: Houdt aen, werdt niet moede, het eynde sal alles versoeten. Gewaerschouwt moeten oock zijn alle onnutte Tijdtnemers ende Wtstellers van goede gelegentheden. d'Occasie (seyt het Latijnsche Distica) is voor gehayrt, (dat is te segghen, dat mense kan vatten en grijpen) maer van achteren is sy gladt en kael, soo gaet het met den tijdt ende gelegentheyt als sy verby is. Maer laet ons eens hooren wat de H. Geest seydt: Coopt den tijdt uyt. Wandelt in het licht eer u de duysternisse bevangt. Heden, heden terwijl ghy de stemme des Heeren hoort verhardt u herte niet, &c. Psalm. 95.
Gheen tijdt versuymen, vroegh beginnen
Deed wel den swacksten overwinnen.