Contemplatie.
Alle menschen zijn uyt eenen bloede ende geslachte afgedaelt, ende van den oppersten Schepper gheordonneert datse op den gantschen Aerdtbodem souden woonen; waer op dan elck besonderlijck gelogeert, gehuyst ende geherbergt is: zijnde alsoo dese Werelt als een groot Huys, verdeelt in veelderhande en menighvuldighe Camers, Salen ende Saletten, toe-ghepast de menichte der Kinderen, na elcks portie, nature, ghenegentheyt en ghelegentheyt: Werdende nochtans dit groote Huys ende Gebou van een Opper-hooft wijsselijck, door orden en middelen geregeert, bestiert ende onderhouden: sulcx dat men in alle voorvallende confusien, timulten ende onordentheden noch ghewaer wert een besondere tweedrachtighe eendrachtigheyt, ende wonderbare eenigheyt: Waeromme ons dan de aenmerckinge deses kan dienen als een groote Ladder, versien met veele sporten en trappen, langhs de welcke wy tot dien Grooten God moeten opstijghen. Dit recommandeert ons de H. Schrifture. Leest Iob Cap. 12. 7. 8. 9. 10. Vraeght doch het Vee, dat sal het u leeren, ende de Vogelen onder den Hemel die sullen't u seggen: Of spreeckt met der Aerden die sal het u seggen, ende de Visschen in de Zee die sullen't u vertellen, Wie en weet sulcx niet dat des Heeren handt dat gemaect heeft: Dat in sijner handt is de Ziele alle des geenen datter leeft, ende den Geest alles vleesch. Leest den selven Man Gods in sijn 38. 8. 9. 10. 11. Leest soo veele getuyghenissen spre-