Handtboecxken der Christelycke gedichten(1627)–Cornelis Pietersz. Biens– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [Folio 25r] [fol. 25r] Handelt voorsichtich BOreas en de Son die selden accorderen, Bestonden op een tijdt seer hard te disputeren, Wie datter van haer twee in sterckte en in cracht, Als Heer en Opper-voocht hier soude zijn geacht: Sy namen tot een proef een Reyser sijne kleeren, Wie dat hem alderbest den Mantel soude weeren, En helpen van den hals: Den harden strijdt begost, Den fellen Noorden windt die blies al watse cost: Als dit den Reyser sach, dien heeft het seer verdroten, En sijnen Mantel dicht en rontsom toegesloten, Soo dat hy hem behiel: Dit sach de sachte Son, Dat sijn partije niet met hardicheyt en won: Began allencxkens warm, en heeter op te blaken, En quam den Reysenaer tot aen de leden raken: Die werdt bedremt, benaut, en sweete soo op't lest, Dat hy sijn opper-kleet gewillich gaf ten best. Wat meenen wy dat hier ons d'Ouder willen leeren, Als dat men yeder moet met sachticheyt regeren: Want dickwils in een uyr beleeftheyt meer vermach, Als stuyr en straf te zijn, een gantschen vollen dach. Vorige Volgende