Anderland
(1990)–Paul Biegel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| |
Sommigen begonnen te hoesten, mannenhoesten en vrouwenhoesten door elkaar, als een rituele koorzang uit een andere wereld. ‘Goddonder!’ riep Bran toen hij binnentrad, en hij ging meteen weer naar buiten om te ademen. ‘Doortochten!’ riepen ze. ‘Gauw en meteen! Heer Bran, heer Bran, 't komt zo weer goed!’ Met mantels en vachten begonnen ze de rook weg te jagen, waaierend en flapperend: vogelmannen op de grond bezig hun vleugels te proberen. ‘Nuca!’ riep de Malle vanuit de deuropening. ‘Nuca! Nuca!’ Hij danste van ongeremde pret. Het hielp nauwelijks. ‘Hou op!’ gilde het vrouwvolk. ‘Hou op met die onzin. Wij hoesten liever!’ Het was de helft van het vrouwvolk dat zo gilde. De andere helft was naar buiten gestommeld achter de god aan om hem te aanbidden. ‘Heer Bran! O heer Bran, bent u daar! Wij hebben het gehoord, alle geweldige dingen van u hebben we gehoord. Wat ze van u hebben verteld. Geweldig!’ Ze stonden in een kring om hem heen en glansden hem toe met wonder-ogen. ‘O heer Bran, heer Bran!’ Wat zeg je nog meer tegen een god? Sommigen staken een voorzichtige hand uit om hem even aan te raken, zijn kleed. De ruwe stof voelde gewoon als ruwe stof, maar toch. 't Was heilig. Anderen durfden de aanraking ook, brutaler, er gebeurde je niks, zagen ze. ‘Hee wijf láát me! Wat zitten jullie nou ineens aan me?’ Ze deinsden een beetje terug. ‘Gaat u nog meer vertellen, heer Bran? Over wat u hebt meegemaakt? Daar- | |
[pagina 74]
| |
ginds?’ Hun hoofden knikten in de richting van de zee, de immense grijze oneindigheid waarachter de Wonder-wereld verborgen lag die alle verstand te boven ging, en waar hij, god, gewéést was. ‘Vertellen, heer Bran, vertellen!’ De rook was een beetje opgetrokken. |
|