[Cornelis Linden]
LINDEN (Cornelis of Kornelis of Cornelius van der), geboren te Leiden, is waarschijnlijk dezelfde als Cornelius van der Linden, die op 13 jarigen leeftijd den 11en Apr. 1659 werd ingeschreven in het album studiosorum der Leidsche hoogeschool, waar hij zoowel in de geneeskunde als in de godgeleerdheid gestudeerd heeft. Den 19en Sept. 1673 promoveerde hij aldaar onder Prof. Fred. Spanheim Jr. als Rector-Magnificus tot Medicinae Doctor op een disputatio inauguralis de Plethora. In 1679 verbond hij zich als proponent aan de gemeente van Leidschendam, waar hij tevens de geneeskundige practijk waarnam en werkzaam was tot aan zijn overlijden in 1712.
Hij heeft zich naar buiten bekend gemaakt door de uitgave van enkele geschriften in zoo zonderlinge spelling dat ze hem in een twistgeschrijf wikkelden, dat al spoedig in grofheid ontaardde. In 1696 zag van hem te Leiden het licht: De Wijzen van het Oosten binnen Jerusalem en Bethlehem uit Matth. 2:1-12, gelijk ook al Christi verschijningen na Zijn Opstanding, in haar orden uit al de Euangelisten vertoond. 8o. Vervolgens: Troostreden over den Brand en Inwyingsreden over de afgebrande en herbouwde kerk aan den Leidzendam, (Hand. XVII:24, 25). Leiden. 1697. 8o. Door Petrus Rabus werd daarop critiek geoefend in de Boekzaal van Europe (1697b, blz. 70-83) onder het opschrift: De nieuwerwetsche Leidschendamsche spelling en wanduitsche worgtaal, Hottentotscher wijze uitgevonden van Cornelius van der Linden, Dokter en Dominé aan den Leidschen Dam, mitsgaders schrijver van de wyzen uit het Oosten, (Boekz. 1697a, 560). Volgens Rabus' oordeel bediende v.d. Linden zich van ‘een allermisselijkste Neêrduitsche spelling, en deerniswaardige brabbeltaal’. De aangevallene gaf daarop in dezelfde ‘wanduitsche worgtaal’ een verweerschrift in het licht, getiteld: Rabies Rabidi Rabi. Anders Rabbelary van de rabbelende P. Rabus, Boeksaal schryver van Europa, Notaris en Dominé van 't Tweede Erasmiaanze School. Uitgebraakt tegen en beandwoord van Cornelius v.d. Linden .... Leiden. 1698, 8. (Kon. Bibl.). - Hierop volgde een dupliek van Rabus (onder de initialen P.R.), waarvan de felheid reeds uitkomt in den titel: De schaamtelooze vuile Lasteraar Kornelis van der Linde, Doctor en
Dominé aan den Leidschen Dam, in zijn vuil Rabbelschrift door hem zelven ten toon toon gestelt. In Dicht en Ondicht, in Twee Vertooningen. Rotterd. 1698. 8o.
Voorts worden de volgende geschriften, waarvan de schrijver als C(ornelis) van der Linden staat aangegeven, aan den Leidschendamschen predikant en geneesheer toegekend: Het Leven van Sobiesky, Koning van Polen, met het Leven van alle Poolse en Hongarise Koningen. Amst. 1685. 4o. En de na zijn dood uitgegeven Grondige Onderregting, tot gemeen nut en voordeel van alle Diaconien zo wegens de Oortjes der Verpagtingen, als nopens de begane Frauden en Contraventien van de gemene Landtsmiddelen. Amst. 1739. 8o.
Afbeeldingen van Corn. v.d. Linden zijn niet bekend.
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VIIIa, blz. 146, 147 waar onder de onnauwkeurige opgave van v.d. L.'s geschriften de beide bovenaangehaalde titels blijkbaar verward zijn met het Vertoogh van den Conscientie-dwangh van Hendrik Arnoldi v.d. Linden (zie hiervóór blz. 72). - Hs Borger i.v., - Alb. stud. L.-Bat. I, k. 471. - P.C. Molhuysen, Bronnen d. Gesch. der Univ. te Leiden. (In. R.G.P.), Dl. III ('s-Grav. 1918), blz. 319*. - Knuttel Acta. V, VI, reg.