[Lesturgeon]
LESTURGEON, geboren te Venlo den 16en Oct. 1815 als zoon uit het huwelijk van A.A. Lesturgeon, kapitein der genie aldaar en Louise Johanna Mann. Te Koevorden, waarheen zijn vader inmiddels was verplaatst, genoot hij zijn eerste opleiding. Onder invloed van zijn moeder ontwaakte in hem de begeerte om predikant te worden. Ter voorbereiding hiertoe was hij van 1829 tot 1831 leerling op de destijds bekende kostschool van den Heer J. van Wijk Roelandsz te Kampen. Na zijn terugkeer in het ouderlijk huis gaf Ds C.H. Pelinck te Koevorden hem onderwijs in de oude talen. Den 17en Sept. 1833 werd hij ingeschreven in het album studiosorum van het Athenaeum te Deventer. Niet lang heeft hij daar echter vertoefd, want do. 1 Oct. 1834 staat zijn inschrijving vermeld in het album der Leidsche hoogeschool, met de bijvoeging dat hij toen aldaar zijn tweede studiejaar inging. Maar ook te Leiden duurde zijn verblijf korten tijd; spoedig verwisselde hij de Leidsche met de Groningsche hoogeschool, waar zijn inschrijving geschiedde 23 Oct. 1834.
Door het Prov. Kerkbestuur van Friesland den 5en Mei 1841 toegelaten tot de Evangeliebediening deed hij van Juli tot Dec 1843 dienst als hulpprediker te Oosterhesselen, waarna hij er tot predikant beroepen werd. Den 11en Febr. 1844 volgde zijn bevestiging aldaar door Ds. T.J. Jansen Schoonhoven pred. te Gramsbergen (m. Marc. XVI:15m; intr m. 1 Joh. I:1-3). Na meer dan tienjarigen arbeid nam hij afscheid van zijn eerste gemeente den 26en Nov. 1854 (m. 1 Joh. II:28), wegens vertrek naar Vledder, waar hij den 3en Dec. intrede deed (m. Joh. XIII:34, 35) na bevestigd te zijn door zijn voorganger aldaar Ds. Tonnis v. Duinen, pred. te Mantgum c.a. (m. Hand. XV:26). Zijn derde en laatste gemeente was die te Zweeloo. Aan deze verbond hij zich den 12en Juni 1864, (m. Mt. XIII:52), nadat Ds. J. Cannegieter, pred. te Frederiksoord en Willemsoord, hem bevestigd had (m. Fil. I:3-11; afsch. te Vledder 5 Juni m. 2 Cor. VI:1) Te Zweeloo bleef hij werkzaam tot zijn plotseling overlijden aan een beroerte den 18en Juni 1878.
Lesturgeon was een man begaafd met een helder hoofd en een warm hart, een meelevend pastor, en daarbij getrouw aan zijn beginselen, blijkbaar die van de Evangelische richting.
Voor strenge beoefening der wetenschap was hij niet in de wieg gelegd. Niettemin stelde hij in haar resultaten levendig belang. Zijn voorliefde ging uit naar het gebied van vaderlandsche geschiedenis en oudheidkunde, getuige ook zijn eigen boekerij. In het bijzonder had zijn aandacht al wat betreft Drente, waaraan hij zich zeer verbonden gevoelde.
Zijn gedenkschrift ‘na 30 jaren’ gewijd aan Menso Alting, den eersten Evangelieprediker op Drentschen bodem te Sleen, is door de rijke historische aanteekeningen, waarvan het is voorzien, van meer dan gewoon belang.
Als dichter nam hij geen hooge vlucht. Eenvoudigheid behaagde hem meer dan diepte van gedachten, sierlijkheid meer dan gespierdheid van uitdrukking, helderheid