[Franciscus Lengkeek]
LENGKEEK (Franciscus), geboren te 's Gravenhage den 7en Oct. 1871, overleden te Apeldoorn den 11en Mei 1932, werd aanvankelijk in zijn geboortestad opgeleid voor onderwijzer. Van 1890 tot 1898 was hij werkzaam als onderwijzer in de Christelijke ke school te Loosduinen, en in dien tijd behaalde hij ook de hoofdakte. Na 1892 ontwaakte in hem de begeerte om predikant te worden. Eerst na langdurige aarzeling meldde hij zich aan voor de Theologische School der Christelijke Gereformeerde Kerk, welke destijds te 's Gravenhage gevestigd was. In Dec. 1897 werd hij als auditor en in in Juli 1898 als student toegelaten. Door zijn ontwikkeling als onderwijzer kwam hij direct in het derde leerjaar, en werd hem tevens opgedragen het geven van onderwijs aan de Theologische School in de Hollandsche vakken. Gedurende de jaren 1898 tot 1903 kweet hij zich van deze taak op een wijze, waaruit toen reeds zijn gaven als docent aan het licht traden.
In Juli 1903 beroepbaar gesteld in de Chr. Gereformeerde Kerk, werd hij den 5en Dec. d.a.v. door zijn leermeester Docent F.P.L.C. van Lingen bevestigd in zijn eerste gemeente te Harlingen. Vandaar vertrok hij naar Enschedé, waar hij den 12en Mei 1907 intrede deed. Twee jaren later verwisselde hij deze gemeente met die van Amsterdam, waar Docent van Lingen hem den 13en Juni 1909 bevestigde. Een maand na zijn intrede aldaar werd hij door de Synode der Chr. Gereformeerde Kerk in diens plaats benoemd tot Docent aan de Theologische School, maar hij meende voor deze benoeming te moeten bedanken. Een tweede benoeming in Juli 1914 werd door hem aangenomen. Den 14en Sept. d.a.v. hield hij zijn afscheidsprediking in de hoofdstad over Hebr. XIII:8. Den volgenden dag had zijn installatie plaats, geleid door Ds. J.W. Geels, predikant-curator der School met een rede over Titus II:7, 8, waarop Docent Lengkeek zijn ambt aanvaardde met het uitspreken van een inaugureele rede getiteld Didaskalos. De vakken door hem gedoceerd waren Isagogiek, Tekstcritiek, Hermeneutiek, Exegese van O. en N. Testament, en voor de Propaedeuse Nederlandsche Taal, Hoogduitsch, Geschiedenis en Aardrijkskunde.
In Jan. 1932 noodzaakte de sloopende ziekte, waardoor hij was aangetast, hem zijn arbeid als hoogleeraar aan de (inmiddels in 1919 naar Apeldoorn overgeplaatste) Theologische School te staken. En nadat een rustkuur in Zwitserland daarop hem geen baat had gebracht, overleed hij vier maanden later.
Lengkeek was geen man van veel woorden en van overtollige drukte, maar iemand, die eenvoudig en kalm zijn weg ging, van ongeveinsde godsvrucht en degelijke kennis, speciaal getraind in taalkennis, wiens verscheiden aan de school, die hij ruim zeventien jaren met zijn gaven had gediend, als een groot gemis werd betreurd. Van 1905 tot 1914 had hij zitting in haar curatorium. Van 1905 af werd hij telkens afgevaardigd naar de Generale Synode der Chr. Gereformeerde kerk, waar hij in verschillende functies, ook meermalen als voorzitter, zitting had in het moderamen. Ook van de Predikantenvereeniging der Chr. Gereformeerde Kerk was hij voorzitter. Sinds 1913 werkte hij mede aan het orgaan dezer Kerk De Wekker. In 1922 benoemde de Synode hem tot hoofdredacteur van dit orgaan. Eveneens was hij redacteur van het maandschrift Uw Koninkrijk kome, uitgegeven door de Zendingscommissie der Chr. Geref. Kerk in Nederland.
Hij was gehuwd met Mej. Maria Alida Nieuwenhuizen, die bij haar overlijden den 7en Mei 1923 hem twee dochters achterliet.
Behalve artikelen en bijdragen in bovengen. Zendingsmaandschrift, in De Wekker