was het getuigenis omtrent zijn wandel en zijn geschiktheid tot het ambt. Hij was, zoo heet het, iemand van schoone en zeldzame talenten, die God hem had toebedeeld in zoo overvloedige mate, dat naar zijn komst als predikant der nieuwe gemeente met groot verlangen werd uitgezien. Door de Waalsche Synode te Balk (Sept. 1686) peremptoir geëxamineerd werd hij, tegelijk met de eerste kerkeraadsleden, den 7en Nov. d.a.v. in de academie-kerk te Franeker bevestigd door Ds. Gaspard Baux, Waalsch predikant te Leeuwarden.
Twee jaren later werden zijn werkzaamheden uitgebreid door zijn benoeming (20 Oct. 1688) tot buitengewoon hoogleeraar aan Frieslands hoogeschool om onderwijs te geven in de Fransche taal. Dat hij gunstig stond aangeschreven, blijkt óók wel daaruit, dat de Gedeputeerde Staten (15 Febr. 1693) zijn verzoek inwilligden om zich, met behoud van betrekkingen en tractement, tijdelijk te Leeuwarden te vestigen zoolang de Stadhouder over hem geliefde te beschikken voor de opvoeding en het onderwijs van Prins Jan Willem. Zijn tractement werd op voorstel van den Vorst eerlang tot f 1000 verhoogd ‘uit sonderlinge consideratie van de reeds gedane goede diensten - aen den jongen Prins’ (28 Sept. 1694). Toen deze in 1700 naar Franeker vertrok om zijn studiën aan de hoogeschool te beginnen, kwam een einde aan het gouverneurschap van Lemonon, die van toenaf zijn taak als predikant en hoogleeraar weer opvatte en als zoodanig werkzaam bleef tot zijn overlijden.
Den 3en Febr. 1716 hield Prof. Lambertus Bos bij zijn begrafenis een Oratio funebris, welke echter niet in druk is verschenen.
Van Lemonons veelomvattende talenkennis ging een groote roep uit. De geleerde von Uffenbach, die hem op zijn reis door Holland den 23en Apr. 1710 een bezoek bracht, deelt daaromtrent een en ander mede en geeft tevens een beschrijving van Lemonons zeldzaam rijke bibliotheek, zóó omvangrijk als hij (v. U.), die zèlf eigenaar was van een zeer waardevolle boekerij, nog nooit bij een buitenlander had gezien. ‘Es möchten wohl über vier tausend stück Bücher seyn’. (Z.C. von Uffenbach, Merkwürdige Reisen durch Niedersachsen, Holland u. Engelland u.s.w. II Th. (Ulm 1753), S. 295-298).
Lemonon is tweemaal gehuwd: 1o den 21en Mei 1690 met Anna Christina Rothen (of Rooda), dochter van een ritmeester in Zweedschen dienst, ‘Camer-vrouw van H.V.D. de Fürstin van Nassau’, en weduwe, uit wier vorig huwelijk met Ds. Martinus Emanuël Coler(us), predikant te Zerbst was geboren Ds. Joh. Leop. Eman. Colerus, die van 1721 af achtereenvolgens drie gemeenten in Friesland heeft gediend, na te voren van 1703 tot 1712 Bibliothecaris van de Franeker Academie te zijn geweest. Zij overleed nog geen volle vijf jaren nadat zij met Lemonon in het huwelijk was getreden; 2o. in het laatst van 1697 te Franeker met Catharina Schelkens, dochter van Lemonons ambtgenoot Seb. Schelkens, hoogleeraar in de faculteit der Rechtsgeleerdheid aldaar. Door haar werd hij erfgenaam van het groote munten-en penning-kabinet van zijn schoonvader. Zij overleed 16 Nov. 1733.
Uit het eerste huwelijk werden geboren een zoon en een dochter (gehuwd met Ds. Corn. Petz, pred. te Krabbendijke), uit het tweede eveneens een zoon en een dochter.
Portretten van Lemonon zijn niet bekend.
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VIIIa, blz. 98, 99 (met verscheiden onjuistheden). - Vriemoet, Ath. Fris., p. 689-692, 896. - Boeles, Friesl. Hoogesch. II, blz. 329, 330. - Bull. Egl. Wall. I, p. 101, 106, 108; II, p. 49; V, p. 39-44, 50, 51. - de la Rue, Gelett. Zeel., blz. 177.