leidde. Uit deze school zijn mannen voortgekomen, wier naam eervol bekend is geworden op kerkelijk en wetenschappelijk gebied. Een van hen, de vermaarde hoogleeraar Johannes Clarisse (zie hiervóór Dl. II, blz. 60-73) verklaarde nog op hoogen ouderdom aan zijn eersten leermeester Ledeboer nooit te denken dan ‘met de innigste aandoening der warmste dankbaarheid, eerbiedigste hoogachting en teederste liefde. Zelden heeft zich zulk een mate van universele kundigheid in éénen mensch met zooveel
wijsgeerig inzigt en wysgeerige zelfbeheersching gepaard; zelden met zoo vele ware, stille, opzien-schuwende vroomheid en goedheid van hart; zelden met zulk een uitmuntende gave van mededeeling’. Ten opzichte van de leer en belijdenis der Hervormde Kerk nam Ledeboer een uitgesproken rechtzinnig standpunt in.
Terwille van zijn zoon verwisselde hij echter na verloop van jaren Pallas met Mercuur, en ging hij een compagnieschap aan met mej. weduwe van Nooten in de buurt van Haastrecht, waarbij hij zich al spoedig als bekwaam koopman deed kennen. Op het laatst liet hij ook deze werkzaamheid varen. Na een zeer arbeidzaam leven overleed hij den 13en Aug. 1808.
Den 22en Apr. 1766 huwde hij te Haastrecht met Elisabeth van Rijn, dochter van den oud-burgemeester C. van Ryn, koopman aldaar. Uit dit huwelijk zijn geboren een zoon en twee dochters. Zijn mannelijke nakomelingschap stierf in 1851 in den student C. Ledeboer uit.
Portretten van dezen Abr. Ledeboer worden niet vermeld. Ook als schrijver en godgeleerde heeft hij zich bekend gemaakt, en zijn hem onderscheidingen te beurt gevallen.
Het Stolpiaansch legaat te Leiden bekroonde zijn Verhandeling over het zedelijk gevoel, ter beantwoording van de vraag: Of in den mensch een ingeschapen zin of zedelijk gevoel plaats hebbe, waardoor hij bestuurt worde ter onderscheiding en aangespoort ter verrigting van het zedelijk goed? In: Dissertationes Lat. et Belg. ad Christianam Morum doctrinam spectantes pro praemio Legati Stolpiani conscriptae. T. III. L. Bat. 1774, p. 103-128.
Het Bijbelsche Genootschap te Amsterdam onder de zinspreuk: Een ieder zal geprezen worden na dat zyne verstandigheid is bekroonde de door hem ingezonden prijsverhandelingen over de drie eerste hoofdstukken van Salomo's Spreuken, de eerste (over Spr. I) met den gouden, de tweede (over Spr. II en III) met den zilveren eerepenning en gaf beide verhandelingen uit. (Vgl. Boekz. 1778a, 36, 528; 1779a, 578, 579).
Een vierde Prijsverhandeling van zijn hand, behelzende behoedmiddelen tegen den schadelijken invloed van de schriften der bestrijderen van de Christelijke openbaring vindt men in de Prijsverhandelingen van het Genootschap tot verdediging v.d. Chr. Godsdienst, opgericht in 's Hage v.h. Jaer MDCCLXXXVI. 1787. 3e st.
Afzonderlijk verscheen van hem behalve zijn bovengen. acad. proefschrift, nog in druk: Eenvoudig Onderwijs in de voornaamste waarheden, welke de Hervormde Kerk naar den Woorde Gods belijdt en verdedigt. Oorspronkelijk luidt de titel als boven, met deze bijvoeging: ‘door een voorstander van dezelve ontworpen en uitgegeeven door A. Ledeboer’. (Boekz. 1781b, 628). Het was door Ledeboer samengesteld met medewerking van den Tielschen predikant Willem de Roo, wiens naam op het titelblad van latere drukken mede voorkomt, zie: Cat. Bibl. Ned. Letterk. II, k. 905, waar de 7e dr. (Leyd.-Rott. 1793) wordt vermeld. De opgang, dien het gemaakt heeft, was van dien aard, dat in 1843 een 12e dr. verscheen (zie: Cat. als boven t.a.p.). Ook in beknopteren