meente van Almelo, wier eerste predikant hij is geweest. Hij diende haar van 1619 tot zijn emeritaat in 1657 (overl. 18 Mei 1659). Gedurende zijn dienst in haar midden steeg het aantal van haar lidmaten van vijf tot ongeveer vijfhonderd. Zijn zoon Johan (Joannes) Ledeboer (geb. te Almelo begin 1633), eveneens predikant, aanvaardde in 1657 de bediening te Weerselo; als blijk van zijn ijver wordt verhaald dat hij den Drost van Raesvelt wist te bewegen tot het uitvaardigen van een verordening, waarbij bepaald werd dat ‘uit alle boerenhuysen des Sondaegs altijd één in de kerk moest komen op sware boete van nalatinge van dien’. (Bijdr. t.d. Gesch. v. Overyssel). IX, blz. 358). In 1672 ontvluchtte hij noodgedrongen zijn standplaats, nadat de Vereenigde Nederlanden in oorlog waren geraakt met Frankrijk en Engeland en beider bondgenooten den bisschop van Munster en den keurvorst van Keulen, die met hun legers ook Overijsel overmeesterden. Gedurende twee jaren hield hij zich daarna op te Almelo, waar hij vaak in de open lucht predikte. Toen in het voorjaar van 1674 de vrede gesloten en het land van de vijanden verlost was, keerde hij
met zijn huisgezin naar Weerselo terug. Maar nog in hetzelfde jaar nam hij, na voor beroepingen naar Ootmarsum en Vriezenveen te hebben bedankt, die naar Almelo aan waar hij werkzaam bleef tot zijn dood (18 Sept. 1690).
Uit het huwelijk van dezen Johan Ledeboer en Josina van Rachvelt werd den 4en Juni 1660 geboren Jan Hendrik Ledeboer, die na volbrachte studie te Deventer (ingeschr. 22 Febr. 1677 als ‘Leidebür’) en te Utrecht (ingeschr. 1680) den 10en Aug. 1681 tot proponent werd bevorderd. Den 18en Febr. 1683 verbond hij zich aan de gemeente te Almelo, van wier predikanten hij in de 17e eeuw de derde Ledeboer is geweest.
Na haar zes jaren lang als collega zijns vaders te hebben gediend vertrok hij naar Nijkerk (Nieuwkerk) o.d. Veluwe, waar hij van den 21en Apr. 1689 tot zijn overlijden den 3en Nov. 1697 werkzaam was.
Zijn vroegtijdige godsvrucht openbaarde zich hierin dat hij op achtjarigen leeftijd den Bijbel reeds zevenmaal had doorgelezen.
Uit zijn huwelijk met Susanna van Loo, dochter van Johannes van (à) Loo predikant te Vaassen, zijn geboren een zoon en twee dochters. De zoon, Ernst Johan, was koopman te Amsterdam en schrijver van vele godvruchtige brieven, waarvan twee boekdeelen met zijn portret in het familie-archief berusten. Diens zoon Abraham heeft den geheelen Bijbel uitgeschreven, die in 4 folio banden met platen eveneens in gen. archief is bewaard gebleven.
Van Jan Hendrik Ledeboer zijn geen portretten bekend. Twee door hem gehouden predikatiën op rijm zijn in druk uitgegeven:
Neerlands Dank- en Liefde-Gejuyg Over de Komste van Syn Doorl. Majesteit Willem III, Koning van Engeland, Frankrijk, Schotland en Yrlant In Holland angekomen [sic!] den 31/21 Jan. 1691. Uit Ps. CXVIII. 22-26. In digt vervat en uitgesproken... te Nieuwkerk 11 Febr. Deventer. 1691. 4o. (L.D. Petit, Bibl. v. Ned. Pamfl. Verzamelingen v.d. Bibl. Joannes Thysius en de Bibl. der R.U. te Leiden. II, No. 5278). Deze curiositeit doorspekt met zinspelingen op gewijde en ongewijde geschiedenis, op kerkvaders en mythologie, alles door kantteekeningen verduidelijkt, is opgedragen aan den Koning-stadhouder Willem III. Men vindt er een menigte scheldwoorden in, waartoe de H. Schrift zich moest leenen. Zoo wordt Lodewijk XIV b.v. genoemd ‘de Françen Sisera’. Naar aanleiding van den tekst, duidt de dichter Willem III aan als
|