Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 5
(1943)–Jan Pieter de Bie, G.P. van Itterzon, Johannes Lindeboom– Auteursrecht onbekend[Philips Lasson]LASSON (Lassonius) (Philips of Philippus), zoon van Jacob Lasson, rector van de Latijnsche School te Delft (van 1 Mei 1596 tot 1 Mei 1608), was aanvankelijk zooals het in de akte van zijn op 26 Maart 1600 te Nootdorp voltrokken huwelijk met Annetge Heyndriks (wonende te Delft) heet ‘schoolmr. aan de groote school’Ga naar voetnoot1) te Delft. Op 24 Oct. 1603, toen hij van Kerkmeesteren van Rotterdam een erf aan de Slikvaert aldaar kocht, wordt hij genoemd conrector van de Latijnsche school dier stad. (Gifteboek der stad Rotterdam. Reg. no. 13, fol. 202). Als zoodanig schreef hij een Grieksch lofdicht in het eerste deel van Jan van de Velde's Spieghel der Schrijfkonste (Rott. 1605). Bij magistraatsresolutie van 6 Mei 1605 werd hij voor den tijd van een jaar benoemd tot rector van de Latijnsche school te Brielle ter vervanging van Reynier Donteclock. Hier geraakte hij in conflict met den kerkeraad, in wiens | |
[pagina 620]
| |
vergadering van 26 Mei 1606 gerapporteerd werd dat hij als rector de leerlingen der school bij het opvoeren naar klassieken trant van een ‘tragedie’ (Jephta) ‘eenighe dingen in duijtsen had laten reciteren’, welke beschouwd moesten worden als ‘ongepaste schamperheeden’ ten opzichte van den ‘gewesenen dienaer deser kercke’ R. Donteclock (vgl. hiervóór: Dl. II, blz. 542). Een tweetal broeders werd afgevaardigd om den rector deswege te vermanen. Het gebeurde droeg ertoe bij dat de vertooningen der Rederijkers’, waartegen de kerkeraad zich tevoren al verzet had, opnieuw aan de orde werden gesteld (zie hierover: Nav. XXX (1880), blz. 290-298). Zooals blijkt uit den titel zag van hem als rector te Brielle het licht een Korte ende eenvoudighe Verklaringhe des eersten ende tweeden veers van den 140. Psalm. Rotterd. 1606. In hetzelfde jaar werd hij opgevolgd door Joh. Querellius. Hoogstwaarschijnlijk is hij hierna naar Rotterdam teruggekeerd. De acta des kerkeraads van den Briel uit de laatste helft van 1606 en van eenige daaropvolgende jaren zijn niet meer aanwezig. Van zijn verderen levensloop is niets bekend. Zijn eerste echtgenoote (zie boven) werd hem al zeer vroegtijdig door den dood ontnomen. Als weduwnaar hertrouwde hij te Rotterdam den 25en Nov. 1601 met Catharina Teunis. Van hem zijn geen portretten bekend. Litteratuur: Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. II, k. 787, 788 (art. v. C. de Waard). - Scheffer en Obreen, Rotterd. Historiebladen I (Rott. 1876), blz. 720. - H. de Jager, De Brielsche Archieven. I, blz. 205. - Oud-Holland. N. Bijdr. voor de gesch der Ned. Kunst en Letterk. enz. 22e Jrg. (Amst. 1904), blz. 17, 18. - Veltenaar, Geref. den Briel, blz. 206. - Authentieke gegevens door bemiddeling van het Rijksarchief te 's-Gravenhage. |
|