weerd, en dan, nadat de opdracht daartoe in het eind van 1562 gegeven was, in verbazend korten tijd zou zijn volbracht, berust op een misvatting; de hier bedoelde overzetting was vóór den 3 April 1563 gereed. (Zie hierover: M.A. Gooszen, De Heid. Catechismus. Textus receptus m. toelichtende teksten. Leid. 1890, blz. 3 n. 1).
Deze Latijnsche vertaling van den Catechismus was in hetzelfde jaar voorafgegaan door een andere, vervaardigd ten behoeve van de Gereformeerden in Noord-Duitschland, welke eveneens aan Lagus wordt toegeschreven, en getiteld is: Catechismus offte Christliche underricht, alse de in Kercken unde Scholen der Körförstelicken Paltz gedreven werdt. Uth dem Hochdüdschen in Sessische sprache gebracht. Z. pl. en j.
Lagus was gehuwd met Christofora Saurbyr (of Saurbuyr), zuster van de echtgenoote van bovengen. Pithopoeus. Onder diens in druk verschenen Poemata is opgenomen een Latijnsch gedicht (5 Nov. 1566), waarin hij op schertsenden toon Lagus uitnoodigt op het avondeten te zijnen huize, waar hij aantreffen zal Jan Gerritsz. Versteghe (Johannes Anastasius Veluanus), die gehuwd was met Pithopoeus' zuster Johanna. (Ned. Arch. K.G. N.S. Dl. IX, blz. 303).
Lagus moet nog een broeder Martinus gehad hebben die den 5en Nov. 1566 als predikant te Dossenheim (Amt Heidelberg) overleden is.
Een tweetal oorspronkelijke geschriften van Lagus hebben het licht gezien, nl.: Antwort auff Johann Marbachs und Joachim Mörlins Schrijfften wider die Heidelbergischen Theologen. Heidelb. 1565, en: Kurtze Antwort auff D. Selneckers Lügenhafftiges und lesterliches Tractätlein. Newstadt. 1581. Dat dit geschrift van Lagus ook reeds van veel vroeger tijd afkomstig was, blijkt wel uit: N. Selnecker, Bericht von der waren gegenwartigkeit des leibs und bluts unsers Herrn Jesu Christi in seinem H. Abendmahl. Samt Erklärung J. Lagi Pomerani, Item, Bedencken Ph. Melanchtonis uber der spaltung vom H. Abendmal. 1565. (Catal. de la Biblioth. de M. le Pasteur H.A.J. Lütge à Amsterd. 13-15 Juin 1910. Fr. Muller, Amst. 1910. No. 12).
Litteratuur: Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. III, k. 729, 730 (art. v. Dr. A.A. v. Schelven). - Ypey en Dermout, Gesch. N.H.K., blz. 457 en Aant. - Werken Marn.-Ver. S. II, D. III, blz. 359, 363, 612; S. III, D. V, blz. 250, 251, 342. - Reitsma en v. Veen, Acta. IV, blz. 16. - J.H. Andreae, Conatus Hist.-Litt. de Gymnasio Heidelb. 1762. 8. - H. Alting, Hist. de Ecclesia Palatina, p. 82 sqq. - Epistolarum ab illustr. et clar. viris scriptarum centuriae tres. Ed. S.A. Gabbema. Harl. Fris. 1664. (Epist. LXXI .... D. Ottoni Chelidonio (dict. Swalue).... Leovard.) p. 706. - G. Dumbar, Het kerkelijk en wereltlijk Deventer, I, 307. - K.F. Vierordt, Geschichte der Reform. im Groszherzogthum Baden. 1847. S. 464. - Schotel, Gesch. Heid. Cat., blz. 64, 65. - Doedes, De Heid. Cat. in zijn eerste levensjaren, blz. 41-43, 61, 62. - J.F.A. Gillet, Crato von Crafftheim u. seine Freunde. II. Frankf. a. M. 1861. Beilagen no. 31, S. 494, 495. - G.J. Vos Azn., Amstels Kerkel. leven, blz. 180. - Stukken in Arch. v.d. Ned. Herv. Gem. te Delft.