Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 5
(1943)–Jan Pieter de Bie, G.P. van Itterzon, Johannes Lindeboom– Auteursrecht onbekend
[pagina 484]
| ||
1854-1857). In Oct. 1860 bevorderd tot proponent was hij eerst werkzaam als hulpprediker aan het Ev.-Luthersch Weeshuis te Amsterdam. Vervolgens werd hij, na den 1en Nov. 1863 aldaar te zijn ingezegend, den 22en d.a.v. bevestigd bij de Ev.-Luthersche gemeente te de Rijp door Ds. H.G. Koentze, pred. te Alkmaar (m. Joh. XXI:17b; intr. m. Joh. I:43a). Vandaar vertrok hij naar Zierikzee, waar hij den 2en Augustus 1868 intrede deed (m. 2 Petr. I:10-12) na bevestigd te zijn door Ds. J.H.W. Bückmann, pred. te Amsterdam. In Maart 1873 bedankte hij voor een beroep naar Bergen op Zoom, maar een paar maanden later volgde hij dat naar Maastricht op, waar hij den 13en Juli 1873 bevestigd werd door zijn voorganger aldaar, Ds. J.A. Böhringer, pred. te 's-Gravenhage (m. Mt. XIII:2b; intr. ook ditmaal m. 2 Petr. I:10-12; afsch. te Zierikzee 6 Juli m. Pred. XII:13). Van den 19en Juli 1891 af diende hij de gemeente van 's-Hertogenbosch tot aan zijn vertrek naar Groningen, waar hij den 10en Maart 1895 bevestigd werd door Ds. A.A. Beudeker, pred. te Stadskanaal (m. Filem. vs. 20) en intrede deed ‘met het uitspreken van een rede, waarin hij rekenschap gaf van zijn standpunt en van de wijze waarop hij zijn taak dacht op te vatten’. Onder zijn leiding herdacht de gemeente den 29en Nov. 1896 feestelijk het 200-jarig bestaan van haar kerkgebouw en werd tevens het nieuwe orgel in gebruik genomen. Hij bleef te Groningen werkzaam tot zijn eervol emeritaat, hem verleend met ingang van 1 Mei 1907. Den 28en Apr. hield hij zijn afscheidsrede over 1 Thess. II:12. Hij overleed te Amersfoort den 20en Jan. 1915 en werd aldaar begraven tegelijk met zijn echtgenoote mej. N. van der Deyl, die hem één dag later in den dood volgde. Lagers was de vrijzinnige richting toegedaan. Een poging door Ds. C.F. Westermann, pred. te Wildervank, gedaan om in de behoefte van rechtzinnige leden der Groningsche gemeente te voorzien door aan hun kinderen catechetisch onderwijs te geven, waarvan deze aan Lagers al kort na diens komst te Groningen kennis gaf, vond bij laatstgen. geen gunstig onthaal op grond van deze overweging dat daardoor allicht verdeeldheid in de gemeente zou ontstaan, terwijl het aantal rechtzinnigen in haar midden gering werd geacht. De Groote Kerkeraad stond hierin aan Lagers' zijde. (Vgl. Manssen a.w., blz. 158). In druk is van hem verschenen:
Litteratuur: Loosjes, Biogr. Naamlijst, blz. 155, 156. - Oud en Nieuw. I, blz. 161, 209; III, blz. 243; VI, blz. 247. - W.J. Manssen, Gesch. der Ev.-Luth. Gem. te Groningen (Gron. 1924), blz. 155-158. - Alb. Stud. L.-Bat., k. 1366, 1382. - Alb. Ath. Amst., blz. 246. - Mededeel. v.d. Hr. W.M.C. Regt. |
|