aldaar den 17en Maart 1878 door den emeritus-predikant E.A. Zubli, wiens vacante plaats hij kwam innemen, bevestigd (m. Spr. XXVII:23; intr. in. Rom. I:16a). Meer dan vijftien jaren bleef hij hier werkzaam, om daarna hulpprediker te worden in de ‘paroisse de l'Oratoire’ te Parijs. Den 13en Aug. 1893 hield hij te 's Gravenhage zijn afscheidspreek (t: 1 Cor. X:13 m: ‘Dieu est fidèle’), welke in dr. is verschenen en getuigt van de hechte banden, gedurende zijn bediening gelegd tusschen hem en de Haagsche gemeente.
Na zijn vertrek vanhier bleef hij zijn post aan de Oratoire innemen tot 1902, in welk jaar hij ‘pasteur titulaire’ werd te Sainte Marie. Sindsdien bekleedde hij een voorname plaats in het synodale leven der Hervormde Kerk in Frankrijk. In de synode van Anduze (1902) fungeerde hij als afgevaardigde en moderator: ook hield hij er de synodale preek. Dezelfde synode benoemde hem tot president van de Permanente Commissie.
De velerlei inspannende werkzaamheden, vooral van 1902 tot 1913 verricht, hadden ten slotte zijn krachten uitgeput. In laatstgen. jaar zag hij zich genoodzaakt zijn taak neder te leggen. Zijn laatste levensjaren bracht hij door te Croix-St.-Ouen (Departem. Oise), waar hij den 25en Aug. 1920 overleed.
Lacheret behoorde krachtens zijn beginselen tot de rechterzijde onder de Fransche theologen en predikanten. Als predikant te 's Gravenhage stichtte hij tezamen met zijn jongsten ambtgenoot aldaar Jules Pfender, met zijn broeder C.S. Lacheret (Delft) en met S.J. Richard (Amsterdam) de ‘Conférence Evangélique wallonne’ en riep hij in het leven het orgaan der Waalsche gemeenten Le Refuge en als lectuur voor Hollandsche en Vlaamsche zeelieden te Duinkerken Le Foyer des Marins. Van 1889 af verzorgde hij geregeld in de Stemmen voor Waarheid en Vrede de rubriek Fransche Korrespondentie. Van de afdeeling 's Gravenhage van de ‘Alliance française’ was hij vice-president. Voor een vreemdeling had hij zich bijzonder vlug en goed op de hoogte gesteld van Hollandsche toestanden. Zijn tweede vaderland had hij hartelijk lief en als begaafd en onderhoudend correspondent van het Parijsche dagblad Le Temps verschenen van zijn hand gedurende een reeks van jaren Brieven over Nederland, die in staat waren eenige juiste denkbeelden te verspreiden in kringen, waarin deze inderdaad werden op prijs gesteld. Zoo bracht hij zelf in toepassing wat hij verklaarde bij zijn vertrek uit Nederland: ‘J'ai toujours pensé qu'il rentrait dans les attributions d'un pasteur français au service des Eglises wallonnes de faire connaître la Hollande à la France et la France à la Hollande’. (Choses de Hollande. Avant-propos p. VII). In Mei 1912 werd hij benoemd tot hofprediker van H.M. de Koningin, die hem bij gelegenheid van Haar bezoek aan Parijs benoemde tot officier in de Huisorde van Oranje-Nassau en hem reeds vroeger de ridderorde van Oranje-Nassau had verleend. Lacheret huwde in 1874 met Mlle Marie Letalle, uit welk huwelijk resp. in 1887 en in 1889 te 's Gravenhage een zoon en een dochter geboren
werden. Uit zijn hieronder volgende publicaties blijkt dat zijn studiën zich ook uitstrekten tot de Gereformeerde liturgie en tot het sociale vraagstuk.
Van zijn hand zag het licht: Notice sur l'Eglise Protestante de Maubeuge. Valenciennes. 1874. 8o. (Bibl. Wall. Leyde). - Liturgie à l'usage des Eglises réformées. Nouv. éd. Paris 1876. 16o. (Bibl. Wall.). - La beauté du ministère evangélique. Discours de consécration. Paris. 1883. 8o. (Bibl. Wall.) - Un mot d'éclaircissement à la Communauté Wallonne de la Haye sur l'achat du temple. La Haye (1884). 8o (Bibl. Wall.). (Be-