Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 5
(1943)–Jan Pieter de Bie, G.P. van Itterzon, Johannes Lindeboom– Auteursrecht onbekend
[pagina 470]
| |
[Abraham Lach]LACH (Abraham) is geboren te Stolberg in het Pruisische ‘Regierungsbezirk’ Aken uit het huwelijk van Nikolaas Lach, Theol. Dr. en predikant aldaar, en van Maria Elisabeth PitteniusGa naar voetnoot1) dochter van Johannes Pittenius, predikant te Kurtscheid. Op 25 jarigen leeftijd ingeschreven als student te Leiden den 11en Juni 1703 diende hij, na toegelaten te zijn als proponent, eerst de Hollandsche gemeente te Sandwich (Engeland), waarna hij in Juni 1708 bevestigd werd te Serooskerke (Walch.) en in 1710 zich verbond aan de gemeente van Maastricht, waar hij op zijn verzoek wegens aanhoudende ziekte in 1733 eervol emeritaat verkreeg. Hij overleed aldaar ongehuwd den 3en Oct. 1735. Lichamelijk teer volbracht hij zijn dienstwerk zoo trouw mogelijk. Inmiddels verwaarloosde hij de theologische studie niet, zooals blijkt uit zijn boek over Jesaja VI. Zijn belangrijke bibliotheek vermaakte hij aan de stad Maastricht. Bij testamentaire beschikking legateerde hij voorts het hem toebehoorend huis met tuin en boomgaard te Meerssen, tevens dienende als woning voor den predikant aldaar, aan ‘de kerkfabriek der Nederduitsche gereformeerde kerken’ van Maastricht. De huur van Meerssen's pastorie wordt overeenkomstig Lach's beschikking nog steeds betaald aan de kerkvoogdij te Maastricht. Portretten van Lach zijn niet bekend. Enkele jaren na zijn overlijden werd uit zijn schriftelijke nalatenschap uitgegeven: Het Raatzel-gezigte van Jesayas den Propheet. Kap. VI. Vertoonende des Heeren Heerlykheid, gezien van, en zijne onderhandelinge met den zelve bepaalt, verklaart, en de Vervullinge daarvan aangetoont. Met eenige nodige Toegiften hier toe betrekkelyk. Behelzende eene Verklaringe over Rom. IX:1, 2, 3; Hagg. II:1-8; Mt. VIII:11, 12; Lc. XV:8, 9, 10 en XI:5-8.... Uitgeg. m.e. nodige Voorreden en eenige Aanhangzels tot regt verstant v.h. Prophetische Woort, en opzigtelyk tot deze Stoffe, verrijkt door Cornelius de Witt, Bed. des H. Euang. te 's- Hertogenbosch. Amst. 1739. 4o. (Kon. Bibl.). - De ‘Voorreden’ van Do. de Witt (122 bladz. in 4o) bevat een verklaring van Spr. VIII:34, 35, dienende ter inleiding van het werk van Lach, aan wiens nagedachtenis woorden van waardeering worden gewijd. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VIII, blz. 7. - Gedenkboek der Ned. Herv. Gem. te Maastricht 1632-1932 (reg.). - Alb. Stud. L.-B., k. 775. - Molhuysen en Kossmann, N. Biogr. Wdb. X, k. 498 (art. v. Dr. G.A. Wumkes). |
|