herdacht hij op 8 Jan. 1825 zijn 25-jarige bediening (m. 1 Tim. I:12), en op 10 Jan. 1841 zijn 40-jarige bediening (m. 2 Thess. III:1). Den 17en Maart 1844 hield hij een toepasselijke leerrede bij het in gebruik nemen van het nieuwe kerkorgel te Krommenie (t.: Ps. XXXIII:1-3). Den 28en Apr. d.a.v. overleed hij aldaar na een kortstondige ziekte, nalatende een weduwe met kinderen.
Hij trad op als praeses van de Prov. Noordhollandsche Synode te Edam, aangevangen 30 Juli 1805.
Van hem zag het licht:
Gezangen op het feest der Kerkhervorming. Amst. 1817. 8o. (Knuttel, Cat. Pamfl. No. 24611). - Leerrede over Ps. LXII:6, na het overlijden van zijn oudste klein-zoontje, Johannes Melchior Kluppell, op den 24. Nov. 1828. Zaandijk. 1829. 8o. (Kon. Bibl.). |
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VIII, blz. 2. - Hs. Borger. - Alb. stud. L.-Bat., k. 1184.