[Pieter Jan Rudolph Laan]
LAAN (Pieter Jan Rudolph), kleinzoon van den voorafgaande, aan wien hij voor zijn opvoeding veel heeft te danken gehad, werd geboren te Ottoland den 27en Juli 1836 uit het huwelijk van Hendrik Arnoud Laan, pred. ald., en van Hillegonda Maria van der Tak. Na zijn academische studiën volbracht te hebben te Utrecht, waar hij den 25en Oct. 1854 in het Album studiosorum was ingeschreven, werd hij in Aug 1860 door het Prov Kerkbestuur van Overijssel toegelaten tot de Evangeliebediening. Een beroep naar Veen, den 26en Aug. 1861 op hem uitgebracht en door hem aangenomen, had geen verdere gevolgen. In het d.a.v. jaar aanvaardde hij de bediening te Hoenderloo, waar zijn vader, destijds pred. te Zegveld, hem den 6en Apr. 1862 bevestigde (m. Lc. XIV:23; intr. m. Rom. I:16). Toen op 25 Maart 1863 in deze zijn eerste gemeente de nieuwe kerkverlichting in gebruik werd genomen, hield hij een daarop toepasselijke preek over Joh. III:19-21. In 1864 ontving hij twee beroepingen, resp. naar Montfoort en naar Muiden, waarvan hij de laatste aannam. Den 2en Apr. 1865 verbond hij zich aan de gemeente te Muiden (m. Joh. XIV:6), na opnieuw door zijn vader (sinds 1864 emer. pred.) bevestigd te zijn (m. 1 Cor. XI:26b; afsch. te Hoenderloo den 19en Maart m. Openb. XVI:17b). Nog geen volle twee jaren was hij te Muiden werkzaam; reeds den 31en Maart 1867 hield hij er zijn afscheidsrede (m. Deut. XXX:15) wegens vertrek naar Maassluis. Ook hier bevestigde hem den 7en Apr. d.a.v. zijn vader (m. 1 Thess. V:24); intr. m. Jes. LV:10, 11). Gedurende de jaren 1867 tot 1871 bedankte hij voor meer dan vijftien beroepingen, waaronder een herhaalde naar Nijkerk o.d. Veluwe. In 1872 openbaarden zich bij hem verschijnselen van krankzinnigheid, zoodat verpleging in het krankzinnigengesticht te Utrecht geraden bleek. In 1873 ontvluchtte hij dit gesticht. Met ingang van den 15en Apr. 1874 werd hem, op voordracht van het Classicaal Bestuur van
Rotterdam, door het Prov. Kerkbestuur van Zuidholland eervol ontslag verleend ingevolge artt. 37 en 37* van het Reglement op de vacaturen. Den 3en Juni d.a.v. werden door den Kerkeraad van Maassluis in tegenwoordigheid van Dr. E.H. van Leeuwen, gedelegeerde van het Class. Bestuur, de daartoe vereischte acten van ontslag uit zijn betrekkingen tot classis en gemeente opgemaakt, welke acten aan den betrokkene werden toegezonden.
In het volgende jaar scheen hij zoover hersteld, dat een beroeping naar Dinteloord op hem werd uitgebracht. Hoewel hij haar den 10en Mei 1875 aannam, heeft hij noch daar noch elders den herdersstaf ooit meer kunnen opvatten. In Maart 1876 vestigde hij zich metterwoon te Antwerpen, waar hij 21 en Sept. 1888 overleden is.
Nog in zijn sterfjaar gaf hij in geschrifte zijn oordeel te kennen over de doleantie in Nederland. Zijn publicaties, met name zijn uitgegeven preeken, bevestigen den indruk dat het hem niet aan gaven en talenten ontbrak. Een bevoegd beoordeelaar als J.