der Godspraken door den Profeet Zacharia, met stichtel. en toepassel. uitwijdingen. (Uitgeg. d. de Vereen. tot. bevor. d v. Chr. lectuur). Amst. 1859. 8o). (Kon. Bibl.).
Ter herinnering aan zijn dochtertje, dat na een ziekte van twee jaren hem door den dood ontvallen was, gaf hij in het licht: Leven en sterven van een vroeg godvreezend dochtertje. Rotterd. 1821, en het verlies van zijn jongsten zoon gaf hem een gedicht in de pen later gepubliceerd onder den titel: Klaag- en troostrede .... over den dood van zijnen jongsten zoon Jan Rudolf Laan, overl. den 15. Juni 1828 in den ouderdom v. 15 jaren en bijna 2 maanden. Amersf. 1830. 8o. (Bibl. Ned. Lett).
De Boekzaal bevat van P.J. Laan de volgende bijdragen: Bij gelegenheid v.h. overlijden van den WelEerw. Heer H.J. Schregardus, In leven predt. te Amersfoort. Overl. den 21. Maart 1824 (Gedicht). (Jrg. 1824a, 485, 486). - Is de gelijkenis van den zaadzaaijer, volgens Mark. IV en Luc. VIII, uitgesproken vóór des Heilands slapen in het schip, en de uitwerping des Duivels uit een' bezetenen in het Land der Gadarenen (zie Marc. IV:35-V:17 en Luk. VIII:22-39) of moet men aannemen, dat onze Heer die gelijkenis hebbe opgegeven, lang na de gemelde gebeurtenissen, gelijk men zoude veronderstellen, wanneer men Matth. XIII met VIII:23-34 vergelijkt? - en, dewijl slechts een van beide schijnt waar te kunnen zijn, welk gevoelen, moet men dan kiezen, en op welke wijze kan men daarbij de Evangelisten met elkander overeenbrengen?’ (Jrg. 1841b, 464-483). - Gemakkelijke en zekere wijze, om, zonder almanakkennis, den weekdag te vinden van een gegeven datum der Chr. Jaartelling. (Jrg. 1850b, 65-71). - Verhandeling over den waren tijd van Jezus' geboorte, openbare prediking en kruisdood. (Jrg. 1850b, 445-467, 579-602). - Proeve eener tijdrekening van de Handelingen en geschriften der Apostelen en Evangelisten. (Jrg. 1851a, 713-734, b 49-69, 185-201). - Eenige aanmerkingen over de geschiedenis van Bileam, den zoon van Beör. (Jrg.
1852a, 161-175; 273-284). - Is er genoegzaam bewijs, of althans groote waarschijnlijkheid dat onze Verlosser, in de dagen Zijner omwandeling op aarde, broeders en zusters gehad hebbe in den eigenlijken zin des woords? (Jrg. 1852b, 345-357). - Simson. Richt. XIII-XVI. (Jrg. 1853a, 185-203, 312-329). - Esra. Eene karakterstudie. (Jrg. 1853b, 577-596). - De grootte van het tijdvak tusschen Adam en Christus. (Jrg. 1854a, 657-674).
Anoniem gaf hij uit: De Handhaver der Hervormde Godsdienst. In vertoogen. Rotterd. 1843-1846. (4 dln.). (Kon. Bibl.). (v. Doorninck, Verm. en naaml. Schr. II, No. 1556). Laan's opvattingen omtrent de H. Drieëenheid, hierin uiteengezet, vonden bestrijding bij den Frieschen schrijver R. van Hettinga in een tegenschrift, dat tot doel had ‘de leer des Bijbels’ dienaangaande te verdedigen en nader toe te lichten. (Vgl. hiervóór Dl. III, blz. 788).
In de Jaarboeken v. Wetensch. Theologie. D. VII (1848), blz. 301-322 komt een art. van zijn hand voor onder het opschrift: De gronden ter bestrijding der echtheid van Mattheus XII:40 (aangevoerd door den hoogleeraar J.H. Scholten).
Voorts in J. Heringa El. zn. 's Kerkelijke Raadvrager en Raadgever. Dl. III. St. II (1841) (bezorgd door Prof. Dr. H.E. Vinke), blz. 1-38: Verhandel. over het minder of meer geoorloofde, gepaste en doelmatige van het houden van Algemeene Dank- en Bededagen. Met een Brief ten geleide, aan den Hoogl. Heringa El. z.
Hij was een der medewerkers aan het tijdschrift Geloof, hoop, liefde. Woorden v. ernst en stichting in de stille uren des huisselijken levens. Onder red. v. J.G. Verhoeff. Arnh. 1855-1860. 8o.
Ook het door O.G. Heldring geredigeerde tijdschrift De Vereeniging ‘Chr. Stemmen’