Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 5
(1943)–Jan Pieter de Bie, G.P. van Itterzon, Johannes Lindeboom– Auteursrecht onbekend[Melis Pieterszn. Laakeman]LAAKEMAN (Laekeman, Lakeman) (Melis Pieterszn.), wiens geboorteplaats en jaar zich niet lieten vaststellen, behoorde tot een wijdvertakt Doopsgezind geslacht in Noord-Holland, en moet zelf in deze provincie geboren zijn. Daar zijn ouders, die bij hun overlijden tien kinderen achterlieten, onbemiddeld waren, zag Melis Pietersz. zich al op jeugdigen leeftijd genoodzaakt naar een kostwinning uit te zien. Hij vond die te Purmerend bij lieden van de Gereformeerde Kerk. Door zijn teergevoelig, goedaardig karakter, zijn arbeidzaamheid en hulpvaardigheid won hij de genegenheid niet alleen van hen, in wier dienst hij werkte, maar ook van bijna ieder, met wien hij in aanraking kwam. Reeds toen maakte hij ernst met zijn geestelijke belangen en toonde hij zich zeer nauwgezet van geweten. Vandaar dat hij zich onttrok aan den omgang met jongelui, die overigens gaarne zijn gezelschap zochten, en zich aansloot bij oudere menschen van vrome gezindheid. Vooral een tweetal meer bejaarde vrouwen, beide tot zijn familie behoorende, waren hem tot geestelijken steun. Te Purmerend bezocht hij meestal de vergaderingen der Friesche Doopsgezinden. Later verhuisde hij naar Oosthuizen, werd aldaar, na belijdenis des geloofs te hebben afgelegd, gedoopt, straks tot herder en leeraar der Doopsgezinde gemeente verkozen en als zoodanig bevestigd den 10en Juni 1691. Daar hij geen kans zag zich te Oosthuizen een zelfstandig bestaan te verwerven, vertrok hij metterwoon vandaar naar Hoorn, waar hij een smederij oprichtte. Inmiddels zal hij wel zijn voortgegaan de gemeente van Oosthuizen met het woord te dienen, te meer omdat die te Hoorn uitnemende leeraarsfamiliën bezat en aan zijn dienst geen behoefte zal hebben gehad. In dien tijd huwde hij met Lysbet Jans, een Zaandijksche, van wie getuigd wordt dat zij arm aan aardsche middelen was, maar rijk aan godsvrucht. Niet lang daarna verhuisde hij naar Zaandijk, waar zijn vrouw overleed, en ook na enkele dagen het kind, dat zij hem geschonken had. Aldaar gevestigd behoorde Melis Pietersz. kerkelijk niet tot de Doopsgezinde gemeente van Koog en Zaandijk, een gecombineerde gemeente van Waterlanders en Vlamingen, maar met de weinige Friesche Doopsgezinden, die er woonden, tot de Friesche gemeente te Wormerveer. Een der overgrootvaders van zijn vrouw, Dirk | |
[pagina 435]
| |
Gerritsz. (1565-1626), tevens koopman, was haar eerste leeraar en de stamvader van vrijwel de geheele gemeente. Van diens zeven zoons hadden twee haar gediend als diaken en twee als leeraar, van welke laatsten een, Oom Jacob Dirksz. (1615-1689) nog na zijn dood bekend is gebleven door de gedrukte predicatiën en theologische verhandelingen, die van hem bewaard zijn (zie hiervóór Dl. II, blz. 502, 503; Dl. III, blz. 226, 227). Ook twee zoons van Melis Pietersz.' schoonvader, Jan Jorisz., houtzager te Zaandijk zijn, bij hun dagelijksch bedrijf, leeraar geweest onder de Friezen te Wormerveer. Op Paaschdag 1692 werd Melis Pietersz. tot hun leeraar beroepen. Hij diende hun gemeente als zoodanig tot zijn overlijden den 9en Jan. 1699. Zes dagen te voren had hij zich van Zaandijk naar Wormerveer begeven met de bedoeling den d.a.v. dag de gemeente te Oosthuizen voor te gaan. Een ongesteldheid, die hem na zijn aankomst te Wormerveer overviel, belette hem dit echter; inplaats van naar Oosthuizen door te reizen, keerde hij reeds den volgenden dag naar zijn woonplaats terug. Zijn laatste levensdagen zijn in het hieronder vermelde geschrift uitvoerig beschreven. Eigenaardig zijn deze woorden, die hij op zijn sterfbed sprak: ‘Hoe sullen mijn twee lieve wijfjes en Pieter Jansz. van den BuschGa naar voetnoot1) haar verheugen, als ick soo haast by haar kom’. Ter toelichting diene dat ook Melis Pietersz.'s tweede vrouw, Antje Willems van Krimp, afkomstig van Alkmaar, met wie hij den 10en Juni 1696 hertrouwd was, hem reeds in het d.a.v. jaar door den dood was ontvallen; evenals zijn eerste vrouw overleed zij in het kraambed; ook het pasgeboren kind uit dit huwelijk stierf een paar dagen later; het werd in moeders armen begraven. Een geschrift, waarin het sterfbed van deze tweede echtgenoote beschreven is, zag het licht. In het jaar na zijn overlijden verscheen een bundel preeken door Melis Pietersz. gehouden, welke later veel gebruikt is in Friesch-Doopsgezinde ‘vermaningen’ in en buiten Noord-Holland. Deze bundel draagt tot titel: Ses-en-Dertig Predicatieën Over verscheyden Texten der Heylige Schriftuur. Amst. 1700. 4o. (Bibl. Dpsgez. Gem. Amst.). (Vgl. Naamlijst Dpsgez. Schr., blz. 60). Als prediker werd Melis Pietersz. gaarne gehoord. Zijn prediking wordt genoemd ‘minzaam en toch doordringend’; zij vond ingang mede door zijn stichtelijken wandel en door de wijze, waarop hij met de menschen verkeerde. Portretten van hem zijn niet bekend. Litteratuur: Het Leven en Sterven van Melis Pieterszn. Laakeman, Het welk om sijne opmerkelijke stichtinge, tot nut voor ieder deugtsoekende ziele, hier is by gevoegt. Amst. Gedrukt voor eenige Liefhebbers. En te bekomen bij Jacobus v. Nieuweveen, Boekverkoopers op de Nieuwendijk in Biestkens Bybel. 4o. (Bibl. Dpsg. gem. Amst.). Dit geschrift komt voor in bovengen. bundel van Ses-en-dertig Predicatiën. Een gedicht van 7 bladzijden is eraan toegevoegd. onder het opschrift: M.P. Lakemans Aanspraak. Om syn selven te Buigen onder de bestieringen Godes. In 't afsterven van syn waarde Huisvrouw. - Doopsgez. Bijdr. Jrg. 1892, blz. 75, 76. - Mededeelingen van den Heer Jan Aten, voorzitter van den kerkeraad der Doopsgez. gemeente te Wormerveer. |
|