[Gerardus Johannes van der Kuyp]
KUYP (Kuip) (Gerardus Johannes van der), geb. te 's Gravenhage, ald. gedoopt 16 Juni 1776 als zoon uit het huwelijk van Gerardus v.d. Kuyp en Johanna Perris, werd ingeschreven in het Album Stud, te Leiden 8 Juli 1796 en in dat te Utrecht 5 Oct. 1796. Na afgelegd praeparatoir examen voor de classis van 's Gravenhage 23 Juni 1800 werd hij den 3en Mei 1801 bevestigd te Nieuw-Beyerland door zijn behuwdoom Ds. G. Vroom, pred. te Capelle a.d. IJssel (m. Ps. CXXVI:5; intr. m. Hand. XIII:38). Na in Aug. 1802 bedankt te hebben voor een beroep naar Dubbeldam ontving hij in Febr. 1803 tegelijk een beroeping naar Alblasserdam en een naar 's Gravenzande; de laatstgen. nam hij aan. Zijn bevestiging te 's Gravenzande door gen. Ds. G. Vroom, toen pred. te Rijswijk (Z.H.) had plaats den 1en Mei 1803 (m. Col. III:11b; intr. m. 2 Cor. IV:5a; afsch. te N. Beyerland 24 Apr. m. Hebr. III:12, 13). Van 's Gravenzande (afsch. 10 Juli 1808 m. Joh. VIII:12) vertrok hij naar Beemster, waar hij den 24en Juli 1808 bevestigd werd door Ds. H. Kok, pred. te Utrecht (m. Mc. I:16-18; intr. m. 2 Cor. VI:2b). In Jan. 1817 bedankte hij voor een beroep naar Almkerk en Emmickhoven, en in Aug. d.a.v. voor een naar Breukelen; een reeds in Sept. herhaald beroep daarheen nam hij aan. Den 14en Dec. 1817 deed hij er intrede (m. Tit. II:11-43), na bevestigd te zijn door Ds. C.J. Beverlo Brouwer, pred. te Utrecht (m. 1 Cor. XVI:10b; afsch. te Beemster 7 Dec. m 1 Joh. II:28). Hij diende zijn vierde gemeente tot aan het ingaan van het hem op zijn verzoek verleend eervol emeritaat 1 Juli 1844 (afsch. 30 Juni m. 1 Cor. XIII:13). Daarna trad hij nog meermalen gedurende de ziekte van zijn opvolger te Breukelen op, herdacht er in 1851 zijn 50 jarige bediening, en overleed er den 28en Juni 1852 na een buitengewoon smartelijk lijden van 7 maanden, waardoor vaak zijn geest beneveld en zijn geloofsvertrouwen op zware proef gesteld
werd. Hij stierf met de woorden: ‘'t Oog omhoog, het hart naar boven!’
Door zijn levenswandel en arbeid verwierf hij de achting en liefde der verschillende gemeenten, die hij diende.
Hij liet een weduwe na, met wie hij meer dan 51 jaar in het huwelijk was verbonden geweest. Van hem zijn geen portretten bekend.
Gerardus Leonardus van der Kuyp. (geb. te 's Gravenhage 29 Nov. 1805; pred. te St. Anthoniepolder (1830), Sliedrecht (1833); emer. 1 Juli 1879; overl. 23 Dec. 1887), van wien een Lijkrede na het overlijden van zijn ambtgenoot te Sliedrecht J.J. Neumann is geplaatst vóór de Nagelatenen leerreden van laatstgen. (1849), was noch broeder noch zoon van den hiervóór beschrevene.