Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 5

[Johannes Gosuïnus Walraven Krol]

KROL (Johannes Gosuïnus Walraven), in 1827 te Lith geboren, was één der zoons van Leonard Krol, die, in 1792 geboren, van 1814-1818 predikant was te Chaam en van 1818 tot zijn emeritaat in 1858 te Lith stond, waarna hij in 1869 overleed. Ook de vier andere zoons van Leonard Krol hebben de Ned. Herv. kerk als predikant gediend, nl. 1. H.J. Krol, geb. 1820, predikant te Herkingen (1845), Nieuw Vosmeer (1853), ter Neuzen (1866), Budel (1884), Valkenswaard (1887), emeritus 1897, overleden 1904; 2. L.D.G. Krol, geb. 1830, predikant te Serooskerke op Schouwen (1855), Schoondijke (1858), Zaamslag (1871), Groede (1882), Britsum (1885), Weidum (1886), Valkenswaard (1897), overleden 1904; 3. S.D.J.H. Krol, geb. 1832, predikant te Lith 1858-1912, overleden 1922; en 4. G.L. Krol, geb. 1834, predikant te Dieden (1862), Vierlingsbeek (1869), Hontenisse (1873), Over- en Neder-Asselt (1879), Lutkewierum (1883), Groede (1885), Veghel (1901), emeritus 1912, overleden 1 Juli 1924. Als bijzonderheid mag wel vermeld worden, dat, toen de vader in 1858 te Lith zijn emeritaat nam, drie van zijn zoons op de nominatie gebracht werden, waarvan twee predikant waren en één candidaat, welke laatste het beroep ontving en zijn vader opvolgde, zoodat Lith van 1818 tot 1912 door vader en zoon bediend is. Ook een zoon van L.D.G. Krol werd predikant, nl. J.A. Th. Krol, geb. 1857, predikant te Kolderveen (1880), Britsum (1883), Beetsterzwaag (1885), in Ned. Indië 1894-1905, te Avezaath van 1905-1907 en wederom in Indië van 1907 tot zijn emeritaat in 1922, waarna hij in 1924 overleed.

J.G.W. Krol is den 11en Februari 1843 op 16jarigen leeftijd te Leiden als student ingeschreven en den 4en October 1848 tot candidaat bij het Provinciaal kerkbestuur van Noord-Brabant bevorderd. Den 2en October 1849 te Cillaarshoek beroepen, diende hij die gemeente van 2 December 1849 tot 26 Juni 1853, om naar Heukelum te ver-

[p. 272]

trekken, dat hem op 7 Februari van dat jaar beroepen had. Den 3en Juli 1853 verbond hij zich aan deze gemeente, maar op 15 Mei 1856 tot predikant in Indië benoemd en den 20en Juni als zoodanig bevestigd, nam hij 13 Juli afscheid van Heukelum en was van 1857 tot zijn verlof in 1867 te Cheribon werkzaam. In 1869 gepensioneerd, aanvaardde hij een beroep naar Heeswijk, dat den 23en Januari 1870 op hem was uitgebracht, deed hier op 26 Juni d.a.v. intrede, om in 1881 naar Oudenbosch te vertrekken, waar hij op 15 Mei de Evangeliebediening aanvaardde. Hier arbeidde hij tot zijn emeritaat, dat met 1 Juli 1896 inging, en overleed den 4en Augustus 1897. Hij was gehuwd met Mathilde Louise van Driel.

De leerrede, waarmee hij te Heukelum afscheid preekte, zag het licht onder den titel: De ure des afscheids een ure des gebeds. Gehouden te Heukelum 13 Juli 1856 (Dordr. 1856).

Litteratuur: V. Troostenburg de Bruyn, Biogr. Wdb. O.I. Pred., 248. - Alb. Stud. L.B., 1331. - Hs. Borger.