[Geerhard Kramer]
KRAMER (Geerhard), geboren te Onstwedde den 12en Juni 1870, zoon van Ds. G. Kramer ald., volbracht zijn theologische studiën aan de Vrije Universiteit te Amsterdam, waar hij in de tweede helft van Jan. 1897 hoopte te promoveeren tot Doctor in de Godgeleerdheid. Beroepbaar gesteld in de Gereformeerde Kerken werd hij den 13den Dec. 1896 te Monster bevestigd door zijn ouderen broeder Ds. T. Kramer, pred. te Rottevalle (m. Fil. II:29; intr. m. 1 Cor. III:11). Den dag daarna openbaarde zich opnieuw bij hem de ziekte, die zijn gestel sinds lang had ondermijnd, en waaraan hij juist vier weken na zijn intrede, op Zondag 10 Januari 1897 overleed. De tekst van zijn laatste prediking was: ‘Zalig is hij, die aan Mij niet zal geërgerd worden’.
Zijn academisch proefschrift over Het verband van Doop en Wedergeboorte lag vóór zijn intrede in handschrift geheel klaar, behalve alleen de Inleiding, en was op enkele vellen na door hem zelf nog nagezien, in de hoop er na de drukke dagen van Kerstmis en de jaarwisseling de laatste hand aan te leggen. Het verscheen thans na zijn overlijden (uitgeg. te Breukelen. 1897. 350 bladz.), met een warm gestelde voorrede van Dr. A. Kuyper, onder wiens toezicht de bewerking had plaats gehad, en die daarin verklaarde, dat ‘buiten allen twijfel’ Kramers promotie ‘met den hoogsten lof’ zou zijn geschied.
Hij was gehuwd te Amsterdam den 3en Dec. 1896 met Mej. Margaretha P. Harrenstein, kleindochter van Ds. D. Klinkert (zie hiervóór blz. 18, 19).
Litteratuur: De Heraut v.d. Geref. Kerken. 17 Jan. 1897. - Voorr. v. Dr. A. Kuyper vóór het Acad. Proefschr., p. I-V. - W.H. Gispen Jr., In memoriam, in: Almanak voor 1898. Uitg. v.h. Corps v. Studenten aan de V.U. te Amst., blz. 75-78. - P.A.E. Sillevis Smitt, Tweetal predikatiën, geh. te Monster op den eersten rustdag na het overlijden v. Ds. G. Kramer, in leven Pred. des W. ald. 2e dr. Amst. 1897. 8o.