[Jan Aikes Kramer]
KRAMER (Jan Aikes), geboren te Groningen den 8en Maart 1802, werd aldaar ingeschreven als student den 16en Sept. 1820, vervolgens te Amsterdam in 1821/1824 en te Leiden den 30en Apr. 1823 en den 20en Sept. 1826. Den 6en Oct. 1826 bevorderd tot proponent bij de Ev. Luthersche Kerk, werd hij den 4en Apr. 1827 te Amsterdam ingezegend. Daarop volgde den 13en Mei zijn bevestiging in de gemeente van Wildervank en Veendam door Ds. C. Eckhart, pred. te Groningen (m. Mt. XIII:39; intr. m. Jac. I:22). Nog geen twee jaren diende hij zijn eerste gemeente. Den 8en Maart 1829 nam hij van haar afscheid (m. 3 Joh. vs. 4) wegens vertrek naar Zutphen, waar hij den 15en d.a.v. intrede deed (m. Hand. X:29b), na bevestigd te zijn door Ds. S. Gerrits, pred. te Deventer (m. Mt. VI:33a). Den 3en Mei 1835 verbond hij zich aan de gemeente te 's-Gravenhage (m. Lc. XI:28) na bevestiging door Ds. J. Schultz, pred. ald. (m. Joh. X:11-16; afsch. te Zutphen 20 April, 2en Paaschdag, m. Joh. XV:15b). Den 9en Mei 1852 herdacht hij zijn 25-jarige bediening. Hij bleef te 's-Gravenhage werkzaam tot zijn eervol emeritaat, dat hem om gezondheidsredenen met ingang van 1 Oct. 1861 verleend werd. Den 29en Sept. preekte hij afscheid (m. 2 Thess. III:18). Hij overleed te 's-Gravenhage den 10en Dec. 1873. Hij betoonde zich een toegewijd dienaar zijner gemeenten en tevens een man van karakter, die onbeschroomd zijn overtuiging uitsprak. Gedurende eenige jaren was hij ook lid van de Synode der Ev. Luth. Kerk.
J.A. Kramer huwde te Amsterdam den 17en Apr. 1827 met Anna Jacoba Frantzen (geb. ald. 1801, overl. te 's-Gravenhage 1875). Hun eenig kind was Mr. Jan Aikes Kramer, secretaris-generaal bij het Departement van Oorlog, (overl. 1914).
Een afbeelding in silhouet van Ds. J.A. Kramer is aanwezig in de Kerkeraadskamer der Ev. Luth. kerk te 's-Gravenhage.
Van hem zag het licht:
Gods hulp in algemeene ongelegenheid. Leer. ov. 2 Kon. VII:1, 2. Uitgespr. d. 28 Sept. 1845. 's-Grav. 1845. 8o. - De goede Herder beschermt Zijne kudde. Leerr. ov. Joh. X:11-26. Uitgespr. d. 10 Apr. 1853. 's-Grav. 1853. 8o. (N. aanl. v.d. invoer der Bisschoppelijke hiërarchie in Nederl.). - De St.-Maartensdag. Een geschenk voor de jeugd. Uitgeg. t. voord. v.e. viertal weesjes te 's-Gravenhage. 's-Grav. 1854. 8o., 2e dr. ald. 1855. 8o (Zie: Vad. Letteroefen. 1855. 1e st. Boekbespr., blz. 348-350). - Oranje komt! Een lied voor 30 Nov. 's-Grav. 1863. 8o. - Lijkkrans op het graf v.d. Hoog Eerw. z. gel. Heer I.J. Dermout. 's-Grav. 1867. 8o. - Reisherinneringen en gedachten (overdrukken en verspreide stukjes). - De Voorzienigheid. Dichtstuk in: Vad. Letteroefen. 1855. 2e st. Mengelwerk, blz. 197-204. |
Litteratuur: Loosjes, Naamlijst v. Pred. der Luth. Kerk in Ned., blz. 152. - Molhuysen en Kossmann, N. Biogr. Wdb. IX. k. 551. (art. v. F.S. Knipscheer). - Oud en Nieuw. I (1862), blz. 156. 212, 505. - Domela Nieuwenhuis, Gesch. der Ev. Luth. Gem. te 's-Gravenh., blz. 79. - Pont, N. Bijdr. I, blz. 60; IV, blz. 135; VI, blz. 69, 70. - Boekz. 18522, 550. - St. v. Waarh. en Vr. 1874, blz. 158, 159. - Cat. Bibl. Ev. Luth. Semin. (reg.). - Alb. Stud. Gron., k. 273. - Id. L. Bat., k. 1260, 1272. - F.F. Karseboom, Aan mijn vriend J.A. Kramer (Gedicht). 1854. 8o. (Cat. Letterk. I, k. 556).