[Johann Friedrich Krämer]
KRÄMER (Johann Friedrich), geboren te 's-Hertogenbosch in 1788, werd ingeschreven als student te Leiden den 20en Aug. 1806. Als proponent bij de Luthersche Kerk beroepen te Bergen op Zoom diende hij deze gemeente tot het eind van 1814. Vandaar vertrok hij naar Zierikzee, waar hij den 1en Jan. 1815 intrede deed na voorgesteld te zijn door Ds. J.D. Zimmerman, pred. te Veere. Hij bleef aldaar werkzaam totdat hij, te Batavia geroepen, op Vrijdag 11 Dec. 1818 in haar midden in haast een afscheidsrede hield (zonder tekst), daar zijn vertrek onverwachts geschiedde. In Juli 1819 verbond hij zich aan de gemeente te Batavia, die door het gemis van een eigen leeraar en door bijkomende omstandigheden zeer was achteruitgegaan en verstrooid. Hij overleed aldaar den 3en Sept. 1831. Zijn dood wekte groote droefheid in de gemeente, waar hij betreurd werd als een waardig herder en hooggeacht leeraar.
Zijn kerkelijk standpunt blijkt uit een besluit, op zijn voorstel door de gemeente te Batavia in 1821 eenparig aangenomen en vastgesteld, bevattende een verklaring, dat zij wel de symbolische boeken der Kerk beschouwde als heilige gedenkschriften van Luthers moed, ijver en waarheidsliefde, maar zich niet meer aan deze geschriften gebonden achtte, overeenkomstig de spreuk der hervormers dat de Bijbel alleen zij regel en richtsnoer van haar geloof.
Krämer was gehuwd met mej. C. de Gignoux.
Portretten worden van hem niet vermeld.