Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 5

[Ger(h)ardus Lodewyck Koning]

Koning (Koningh) (Ger(h)ardus Lodewyck of Ludovicus), geboren te Leiden uit het huwelijk van Cornelis Koningh en Elizabeth Siemey (of Gemey of Chimey) werd ald. gedoopt den 22en Juni 1702. Reeds op 1 Oct. 1716 had zijn inschrijving plaats

[p. 160]

als student aan de hoogeschool van zijn vaderstad. Den 23en Juli 1727 praeparatoir geëxamineerd door de Classis van Leiden en Neder-Rijnland en toegelaten tot de Ev.-bediening, werd hij den 14en Mei 1730 bevestigd te Hoogmade door Prof. F. Fabricius, pred. en hoogleeraar te Leiden (m. Ezra VI:15-17; intr. m. 1 Cor. III:9); bij deze gelegenheid werd tevens de nieuw gebouwde kerk in gebruik genomen. Hij overleed te Hoogmade ‘aan een pijnlijk toeval’ den 12en Sept. 1762. A. Comrie, pred. te Woubrugge hield op zijn verscheiden een lijkpredikatie over Ps. LXXXIX:49.

Hij hield de sluitingsrede over Mc. XIII:37 voor de Prov. Z.-Hollandsche Synode te Breda 4-14 Juli 1752.

Portretten worden van hem niet vermeld.

Hij gaf uit:

Ontledende Openlegginge des Sendt-brieve v.d. Apostel Paulus a.d. Colossensen. Leid. 1739. 4^o. - Berigt aangaande de zekerheid der Zaligheit, met veertig twyffellingen daar tegen, opgegeven. Leid. 1753. 4^o.

Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VII², blz. 95, 96. - Hs Borger. - Alb. Stud. L. Bat., k. 849. - Mededeel. v.d. Hr. W.M.C. Regt.