[Bernardus van Koeverden]
Koeverden (Bernardus van), ook Van Coeverden geschreven, is te Deventer geboren, waar hij op 8 Februari 1726 zijn studie aan het Athenaeum begon. Daarna vervolgde hij die te Leiden, werd den 20en September 1730 op 21-jarigen leeftijd aan de Hoogeschool ingeschreven en legde ook in de classis Leiden op 29 Juli 1732 zijn praeparatoir examen af. Hij ontving den 25en November 1733 een beroep naar Oldenkeppel, slaagde op 20 Januari 1734 voor zijn peremptoir examen en, na den 14en Februari d.a.v. bevestigd te zijn, deed hij op 21 Februari intrede te Oldenkeppel. Eenige jaren later (1739) werd de nabijgelegen gemeente Hummelo en Keppel vacant en de collator Van Pallandt, die blijkbaar Van Koeverden zeer welgezind was, bood hem het beroep daarheen aan. Deze bedankte echter en nu splitste Van Pallandt de gecombineerde gemeente, voegde Keppel bij Oldenkeppel en vertrouwde deze nieuwe combinatie aan Van Koeverden's zorgen toe. Beroepen naar Almelo en Enkhuizen (1742) werden door hem afgewezen, maar dat naar Haarlem, 13 Februari 1743 op hem uitgebracht, wilde hij niet afslaan en preekte op 19 Mei d.a.v. te Oldenkeppel afscheid. Aan Haarlem verbond hij zich op 9 Juni 1743 en diende deze gemeente, totdat hij ‘na langdurige ongemakken en verval van krachten’ op 17 Januari 1760 overleed. Van zijn verdiensten, maar ook van zijn zwakke gezondheid getuigt een grafschrift, door S.S.M.C. vervaardigd en in Boekzaal 1760a, 118, 119 opgenomen, waarin o.a. voorkomt;
‘Hadt niet voorlang een reeks van ziels- en lighaamskwalen
Zijn tempelwerk gestoord en ons zijn licht ontroofd...’
Van Van Koeverden's hand verscheen in de Verhandelingen van de Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen, dl. IV (Haarl. 1758): Aanmerkingen over het Beurtgezang, aangaande den Wijngaart van Roden Wijn, voorkomende Jesaia 27:2-13.
Litteratuur: Van Slee, De Ill. School te Deventer, 243. - Alb. Stud. L.B., 929. - Boekz., 1758b, 609.