gedrukt te worden, den 7en Augustus 1650 gegeven werd. Dit boek is verschenen als: Pietas regia, dat is: de conincklijke godtsaligheyt ontleent uyt het exempel ende gebedt des coninghs Davids (Leeuw. 1651). Op hetzelfde gebied gaf hij Driederhande daaglijksche huisgebeden, in 1671 geapprobeerd en verschenen, terwijl hij ‘den verachters van het predikambt onder de beschaafden te woord stond’ met zijn Vindicatio dignitatis S.S. ministerii (1652). Cuperus vermeldt nog, dat in Januari 1661 en April 1684 approbatie werd gegeven tot druk en herdruk van werkjes, door Koëller vervaardigd, maar de titels worden niet genoemd.
Koëller deed zich ook als dichter kennen door een Grondgedigt over den inhoud van het boek Ripperti Sixti: Troostrijke fonteyne der zaligheid. Dit boek verscheen in 1644. Bovendien maakte hij een Latijnsch vers op de uitgave van S. Brunsveld, De leevendige Christen in een doode werelt, welk werk in 1665 te Leeuwarden het licht zag (zie boven, I, 687).
Litteratuur: V.d. Aa, Biogr. Wdb., i.v. en de daar genoemde litteratuur. - Cuperus, Kerk. leven Friesl., I, 207, 208, 216. - Romein, Pred. Friesl., 151, 168, 629. - Ypey en Dermout, Gesch. N. Herv. k., II, aant., blz. 326. - Knuttel, Acta, V, 540; VI, 184. - Cat. Burgersd. en Nierm., no. 8509.