wegens een chronische bronchitis genoodzaakt was, op 68-jarigen leeftijd emeritaat te nemen. Verder gaf hij in de Christelijke Stemmen van 1875: Adviezen over de synodale voorstellen in zake art. 11 Algemeen Reglement en regeling van het beheer, 30 Juni 1875, ook afzonderlijk verschenen (Amst. 1875) en in datzelfde tijdschrift een artikel over Orgelgebruik (Jaarg. 1876, blz. 764 vv.). Enkele jaren later verscheen zijn Rouwklacht bij den dood van Z.K.H. Willem, prins van Oranje (Utr. 1879), terwijl hij zijn medewerking verleende aan: Geloofsgetuigen. Galerij van Christelijke vrouwen, 3 dln. (Amst. 1879, 1880) en Bouwsteenen. Tijdschrift voor inwendige zending (Utr. 1882 en volg. jaren).
Inmiddels had De Koe zich ook op degelijke wijze aan meer wetenschappelijke studie gewijd en zoo mocht den 2en Mei 1883 de Utrechtsche predikant op 41-jarigen leeftijd aan de Universiteit aldaar tot doctor in de godgeleerdheid promoveeren op een dissertatie over De Conjecturaal-critiek en het Evangelie naar Johannes (Utr. 1883), die van groote vlijt, nauwkeurige kennis en veel scherpzinnigheid getuigt. ‘Haar resultaten zijn voor de beoefenaars en vrienden der Conjecturaal-Critiek niet bemoedigend, daar zij in de oogen van Dr. De Koe zeer weinig genade vinden’ (Bronsveld, in Stemmen v. Waarh. en V., 1883, I, 658). In hetzelfde jaar gaf hij nog een Beoordeeling van: J.I. Doedes, Het gezag en de waarde der handschriften van den Griekschen tekst des N.T., en deze geschriften vestigden zoozeer de aandacht op hem, dat, toen de Groningsche hoogleeraar J. Cramer in 1884 als opvolger van Beets te Utrecht benoemd werd, de opengevallen leerstoel te Groningen De Koe werd aangeboden, die op 26 October 1884 zijn inaugureele rede hield over Het algemeene en het bijzondere in het geschiedkundig deel der christelijke godgeleerdheid (Gron. 1884). Als hoogleeraar gaf hij onderwijs in de Oud-Christelijke letterkunde, de geschiedenis van het Christendom en de geschiedenis van de leerstellingen van het Christendom. Slechts anderhalf jaar heeft De Koe in dit ambt werkzaam mogen zijn; reeds den 23en Maart 1886 overleed hij, door zijn vroegeren ambtgenoot Dr. Bronsveld geroemd als ‘een degelijk man’, die veel goeds gedaan en gesteund heeft (Stemmen v. Waarh. en V., Jaarg. 1886, blz. 489).
Behalve hetgeen reeds vermeld is, gaf De Koe in druk: De tijd, waarin Jezus optrad, vrij n.h. Hoogd. van Dr. M. Seydel (Utr. 1885), waarvan een aankondiging voorkomt in Stemmen v. Waarh. en V., 1885, 659. Van zijn Bijbelverklaring voor het volk, met E. Barger, G.J. v.d. Flier en J. Groenewegen ondernomen, en evenzeer in de Stemmen v. W. en V. aangekondigd (1884, I, 220), verscheen slechts ééne aflevering (Delft 1884). Na zijn dood werden in Homiliarium. Verzameling van uitgezochte leerredenen, dl. I, Feeststoffen (Utr. 1896), nog preeken van zijn hand opgenomen.
Den 24en Juni 1880 was De Koe te Utrecht gehuwd met Jonkvr. Isabella Antoinette Michielena Cornelia van Asch van Wijck, geb. 1851, die in 1911 overleed, nalatende twee dochters en één zoon.
Litteratuur: Reitsma, Herv. en Herv. K., 815. - Vos, Groen v. Prinsterer, II, 343. - Knuttel, Bibl. v. Kerkg., 43, 104, 169. - v. Vredenburch, Schets v.h. Utr. Stud. leven, 138. - Acad. Groningana 1614-1914, 207. - Alb. Stud. Rh.-Tr., 472. - Alb. Stud. Gron., 327, 630. - Hs. Borger. - Mededeelingen van Ds. Croon te Woudsend en den heer De Regt te Alphen a/d Rijn.