[Hermannus Knock]
KNOCK (Hermannus), geboren te Groningen, werd den 10en Sept. 1748 ingeschreven als student aan de hoogeschool van zijn vaderstad. Den 7en Juni 1757 legde hij praeparatoir examen af voor de Classis van Utrecht, den 11en Maart 1760 peremptoir examen voor de classis van Groningen en 't Goorecht, waarop hij den 13en Apr. d.a.v. te Windeweer en Lula bevestigd werd door Ds. J. Bril, pred. te Middelbert (m. Zach. XII:5, 6; intr. m. 1 Cor. II:2). In het laatst van 1763 leidde hij er de eerste godsdienstoefening in het vergroote kerkgebouw (t. Jes. II:3). Beroepingen naar Hoogezand (1776) en naar Bonda (O. Friesl.) (1777) volgde hij niet op. Hij bleef in zijn gemeente werkzaam totdat hij wegens lichamelijke ongesteldheid in 1789 eervol emeritaat verkreeg. Den 1en Nov. van dat jaar preekte hij afscheid te Windeweer (m. Hand. XX:21). Hij vestigde zich daarop metterwoon te Groningen, waar hij den 5en Dec. 1795 overleed.
Hij was een der vier predikanten, die door de Classis van Groningen en het Gorecht gecommitteerd werden om een onderzoek in te stellen naar de in 1771 door Mr. Fred. Adolph van der Marck, hoogleeraar in het Natuurrecht te Groningen, uitgegeven Lectiones academicae, quibus selecta philosophiae practicae iurisque naturae capita et praecipua officia erga Deum pertractantur. Door deze uitgave werden de bedenkingen versterkt, reeds vroeger tegen v.d. Marck gerezen, als zou hij voorstellingen gehuldigd hebben in strijd met de leer van het Christendom en bijzonder van de Gereformeerde Kerk. De Groningsche Classis had er aanleiding in gevonden een commissie als bovenvermeld te benoemen. Den 10en Sept. 1771 bracht deze haar Ontwerp van Bezwaaren uit, waarvan de formuleering vermoedelijk zal geweest zijn van de hand van Petrus Abresch, pred. te Groningen (vgl. over hem hiervóór Dl. I, blz. 8). Deze bezwaren hielden in dat door v.d. Marck geloochend zouden worden het oorspronkelijk en algemeen bederf van den gevallen mensch, diens aangeboren blindheid in geestelijke en goddelijke zaken, diens volslagen dienstbaarheid aan de zonde en onvermogen om door eigen krachten zijn waarachtig en eeuwig heil te bevorderen, voorts de noodzakelijkheid der wedergeboorte en de bijzondere genade en toepassing der verdiensten van Christus en de voldoening daardoor. De Senaat nam al spoedig, in Oct. 1771, deze ‘Missive’ in behandeling. Ook verscheen zij in druk onder den titel Bedenkingen en bezwaaren.... uit naam van de weleerw. Classis van Groningen en het Gooregt overgege-