[Albertus Maagh Kniphuisen]
KNIPHUISEN (Albertus Maagh), geboren te Groningen den 26en Aug. 1823 uit het huwelijk van Herman Kniphuisen en Durandina Petronella Maagh, studeerde aan de hoogeschool van zijn vaderstad (ingeschr. 18 Dec. 1839). Toegelaten tot de Ev. bediening door het Prov. Kerkbestuur van Groningen den 8en Oct. 1846, werd hij den 3en Dec. 1848 bevestigd te Abbekerk en Lambertschaag door Ds. J. Leemhuis, pred. te Midwoud (m. 2 Cor. XII:14m; intr. m. Ef. III:10). Den 15en Jan. 1871 leidde hij de eerste godsdienstoefening in de vernieuwde kerk te Abbekerk (t. Joh. X:22ac). Met ingang van 1 Oct. 1891 verkreeg hij op zijn verzoek eervol emeritaat, waarop hij den 4en Oct. afscheid preekte (m. Joh. XVII:4b). Hij vestigde zich daarna te Heilo, waar hij den 9en Dec. 1898 overleed.
De bewering (in De Hervorming 24 Dec. 1898) dat hij een der oudste en warmste leerlingen van Prof. J.H. Scholten zou geweest zijn berust op een misverstand; hij volbracht zijn academische studiën trouwens uitsluitend te Groningen. Daar was hij een warm leerling van Prof. P. Hofstede de Groot, en koesterde hij ook oprechte waardeering voor zijn Professoren Pareau en Muurling. Als volbloed aanhanger van de Groninger richting aanvaardde hij ook het predikanbt, en bleef daaraan getrouw tot 1862. Toen ging hij tot de moderne richting over, maar steeds behoorde hij na dien tijd tot de rechterzijde onder de modernen; met Scholtens determinisme en diens hamartologie kon hij zich nooit vereenigen. Hij bleef zich goed op de hoogte stellen van de theologische wetenschap en volgde ten einde toe ook de verschijnselen in het kerkelijk leven, waarvan menige bijdrage van zijn hand o.a. in het weekblad De Hervorming (doorgaans onderteekend M.K. of Silvanus) getuigt). Niet het minst trokken de bewegingen in het kamp der Calvinisten zijn aandacht. Maar zijn liefde ging vooral uit naar de studie der klassieke talen; hij was een uitstekend graecus en latinist. Als emeritus bracht hij uit liefhebberij een paar uren daags door met de vertaling uit het oorspronkelijk van Chrysostomus' leerredenen; vóór zijn dood lagen deze persklaar, maar hij kon er geen uitgever voor vinden.
Hij was gehuwd met Sara Maria Catharina van Bronckhorst, die hem 20 Dec. 1878 door den dood ontviel, hem nalatende twee zoons, die beiden predikant zijn geworden. Herman Ludo (overl. te Retranchement 1929) en Gerard Arnold (overl. te Moordrecht 1924).
Van A. Maagh Kniphuisen zag afzonderlijk het licht: Ter nagedachtenis van eenen vroeg gestorven Evangelie-dienaar. Woorden v. Troost en opwekking n. aanl. v. Luc. XII :37a; uitgespr. voor de Herv. Gem. te Twisk na het overlijden v. haren leeraar Hermanus Berghege A. Rzn. Op Zond. den 9 Oct. 1859. Alkmaar. 1859, 8o. - Het geloof be-