[David Knibbe]
KNIBBE (David), oudste zoon van David Knibbe (zie hiervóór), werd den 11en Maart 1671 te Leiden geboren. Hij ontving onderwijs van zijn vader in de Latijnsche en Grieksche talen en in de geschiedenis en oudheden. Hoewel hij niet onder de ingeschrevenen in het Album Stud. der hoogeschool van zijn vaderstad vermeld wordt, studeerde hij aldaar, waar o.a. Jac. Trigland, Jac. Zn. en J. à Marck zijn leermeesters waren. Den 10en Nov. 1692 na praeparatoir examen beroepbaar gesteld, werd hij te Leiderdorp beroepen en aldaar den 22en Febr. 1693 door zijn vader bevestigd (m. 1 Kron. XXVIII:9, 10; intr. m. Ps. LI:14, 15). Vandaar vertrok hij naar Breda, waar hij den 12en Apr. 1699 intrede deed (m. Ps. CXXXII:9; afsch. te Leiderdorp 5 Apr. m. Deut. XXX:19). Te Breda preekte hij afscheid den 3en Dec. 1702 (m. Openb. III:3) wegens vertrek naar Leiden, waar zijn intrede den 17en d.a.v. plaatshad (m. Ps. CXXII:6, 9). Hij bleef hier werkzaam tot zijn overlijden den 4en Apr. 1748 en dus nòg langer tijd dan te voren zijn vader. Den 9en Mei 1720 werd hij door Curatoren en Burgemeesteren benoemd tot onder-regent van het Staten-college, welke waardigheid hij mede tot zijn dood bleef bekleeden. Wel werd hem door Burgemeesteren ook het uitzicht geopend op het Regentschap, nadat hem de tijdelijke waarneming hiervan in Maart 1729 tengevolge van het ontstaan eener vacature was opgedragen, en hij zich enkele maanden van die opdracht gekweten had; maar hij opperde tegen een benoeming tot Regent bezwaar ‘zo uyt redenen van famielje, als omdat hij niet wel besluyten kon de predikstoel te verlaten’. Een zijnerzijds voorgeslagen compromis werd afgewimpeld. Curatoren en Burgemeesteren wilden niet weten van afwijking van de bestaande resolutie, volgens welke het Regentschap onvereenigbaar was met het predikambt. Op het vervolgens door hen opgemaakte drietal kwam Knibbe's naam wel voor, maar de benoeming ging hem voorbij. Bij resolutie van
5 Oct. 1729 werden hem 300 gulden toegekend voor de tijdelijke waarneming van het Regentschap.
Den 24en Febr. 1743 herdacht hij openlijk in de Marekerk zijn vijftigjarige Evangeliebediening. Hij overleed den 4en Apr. 1748. Drie dagen na zijn verscheiden hield Prof. J.v.d. Honert in zijn leerrede ter bevestiging van A. Munnekemolen als predikant te Leiden een breede inleiding, waarin hij Knibbe herdacht.
Hij huwde den 10en Dec. 1704 met Antonia van den Berg, dochter van Cornelis v.d. Berg, Schepen der stad Rotterdam en van Petronella Ursinus, zuster van de laatste echtgenoote van J. à Marck en afstammelinge van Zacharias Ursinus, een der opstellers van den Heidelbergschen Catechismus. Zij overleed 6 Apr. 1725, hem nalatende dertien kinderen, van wie sommige jong waren gestorven.
Portretten worden van hem niet vermeld.
Van D. Knibbe, den zoon, verscheen in druk:
Historie der Propheeten, verd. in vier Boeken. I. Ware propheten in het gemeen. II. Elk der zelver in 't byzonder. III. Van de valsche Proph. IV. Van de Heid. waarzeggeryen die de Joden hebben nagevolgd. Leid. 1708. 4o. (Univ. Bibl. Amst.). - De Wonderwerken v. Moses verklaert en beweert tegen het Heidensche ongeloof: zynde eene beschryving der voornaemste v. Gods wonderen, door de dienst v. Moses gewrocht by Israëls leiding uit
|