[Christiaan Knap]
KNAP (Christiaan), zoon van Jan Jakob Knap (zie vor. art.) werd geboren te Heerde den 4en Juli 1836. Hij bezocht het Athenaeum te Amsterdam van 1851 tot in 1852, en liet zich den 30en Maart van laatstgen. jaar inschrijven als student te Utrecht. Den 7en Mei 1858 door het Prov. Kerkbestuur van Overijsel toegelaten tot de Ev. bediening, werd hij den 13den Oct. d.a.v. te Gerkesklooster bevestigd door zijn vader, destijds pred. te Vlissingen (m. 1 Cor. I:23a; intr. m. 2 Cor. XII:9b). Den 7en Apr. 1861 nam hij er afscheid (m. Dt. XXIII:27a), waarna hij den 14den wederom door zijn vader, destijds pred. te Losdorp, bevestigd werd te Wolsum en Westhem (m. 2 Tim. II:1; intr. m. Rom. I:16a). Vandaar vertrok hij naar Oldebroek, waar Ds. H.J. den Boer, pred. te Oosterwolde hem den 18en Juni 1865 bevestigde (m. 2 Cor. IV:5; intr. m. Mc. XVI:20b), afsch. te Wolsum 11 Juni (m. Hand, XI:23). Na voor vele beroepingen te hebben bedankt, o.a. voor twee naar Nijkerk o.d. Vel., nam hij die naar IJlst aan, waar hij den 8en Nov. 1868 intrede deed (afsch. te Oldebroek 25 Oct. m. Ef. III.:14-21). Reeds in het volgende jaar verwisselde hij IJlst met Noordwijk-Binnen, waar zijn bevestiging den 15en Aug. 1869 geschiedde door Ds. J. Krull Azn., pred. te Katwijk a. Zee (m. Mc. XVI:15b; intr. m. 2 Cor. II:13-17; afsch. te IJlst 8 Aug. m. Fil. IV:23). Voor de derde maal beroepen te Nijkerk o.d. Vel. en andermaal te Wolsum bedankte hij, evenals voor andere gemeenten daarvoor. Van Noordwijk voerde zijn weg naar Oosterbierum, waar opnieuw Ds. J. Krull Az., destijds pred. te Edens, hem den 6en Aug. 1871 bevestigde (m. Mt. XI: 16b; intr. m. Joh. I:43a; afsch. te Noordwijk Binnen 30 Juli m. 2 Thess. III:16a). Slechts ruim een jaar duurde zijn verblijf te Oosterbierum; den 22en Sept. 1872 nam hij er afscheid (m. Jac.
I:22-25), waarna hij den 6en Oct. bevestigd werd te Kralingen door Ds. A.H.C. van Senus, pred. ald. (m. Col. IV:3a; intr. m. 1 Cor. IX:16c). Op Kralingen volgde voor hem Kampen, waar hij den 4en Apr. 1875 bevestigd werd door Dr. C.P. Hofstede de Groot, pred. ald. (m. Hand. I:8 (in dr. verschenen); intr. m. Jes. LV:11; afsch. te Kralingen 28 Mrt. m. Mt. XXVIII:16-20). Te Kampen bedankte hij voor zeven beroepingen; aan die van Rijnsburg gaf hij gehoor. Den 9en Nov. 1879 werd hij er bevestigd door Ds. J.W. Unger, pred. te Katwijk-Binnen (m. 1 Cor. I:24m; intr. met Ezech. XXXIII:11; afsch. te Kampen 2 Nov. m. Fil. IV:23). Maar in het volgende jaar beriep Kampen hem opnieuw met gewenscht gevolg. Den 14en Nov. 1880 deed hij er voor de tweede maal intrede (m. 2 Cor. IV:5), na bevestigd te zijn door Ds. W.P. v. Lindonk, pred. ald. (m. 2 Tim. IV:2a; afsch. te Rijnsburg 7 Nov. m. Ef. III:19a). Hij herdacht ald. zijn 25 jarige bediening den 14en Oct. 1883 (m. Joh. III:29b) en overleed er den 24en Mei 1892.
Als herder en leeraar in zijn verschillende gemeenten geliefd, ging van hem ook als prediker een goede roep naar buiten uit.