stand op de Staten was overgegaan. Hij zette deze opvatting nader uiteen in de hoofdzakelijk door hèm geschreven dissertatie van J. Rendorp de origine ac potestate Ordinum sub comitatibus Hollandiae. L.B. 1782. Zooals te vermoeden was werd hij, kort na de omwenteling van 1795, met anderen uit zijn ambt ontzet; eerst in 1802 werd hij daarin hersteld. Binnen dit tijdsverloop zette hij behalve zijn wetenschappelijk onderzoek van het Staatsrecht van Holland, ook zijn privaat-colleges voort. Daarmee bleef hij nog werkzaam totdat hij met zijn tweede echtgenoote, den 12en Jan, 1807 jammerlijk omkwam bij de ramp van Leiden.
De levensbeschrijving van dezen vooral als taal-, geschied- en oudheidkundige, als kenner van het Hollandsch Staatsrecht om zijn veelomvattende geleerdheid beroemde geleerde vindt een plaats in dit woordenboek, omdat hij, hoewel geen godgeleerde van professie, toch meer dan één onderwerp heeft behandeld, dat rechtstreeks of zijdelings tot het terrein der Theologie behoort, getuige de naar aanleiding van zijn Verhandeling over Luc. II:2 door hem gevoerde polemiek met J.D. van Hoven (vgl. hiervóór: dl. IV, blz. 340).
Kluit was gehuwd 1o. te Alkmaar 20 Sept. 1767 met Judith Helena van der Streng (overl. einde Mrt 1799), 2o. te Leiden 6 Apr. 1801 met Johanna Oursel, wed. Ds. Carel (van) Alsem v. Lingen (overl. te Leiden tegelijk met haar echtgenoot).
Van hem bestaat een portret ao 1807, borstb. links in toga. In: L. Springer, Galery v. Leidsche hoogl. Lith. in kleuren 4o; en een dito, doch kleiner en rechts. In ov. met 1 reg. naamsonderschr. Door L. Portman. 8o (vgl. Fr. Muller, Cat. v. Portr. No. 2942, en v. Someren, id. II, No. 2978).
Van de talrijke door hem uitgegeven geschriften volgen hier, die rechtstreeks of terzijde op de godgeleerde wetenschap betrekking hebben:
Oratio pro Mythica. Alcmar. 1764. 4o. - Vindiciae articuli ὁ ἡ τὸ in Novo Test. ofte Verhandeling ov. Luc. II:2. Traj. ad. Rh. 1768, 69. 4 tom. 2 vol. 8o. - Dissert. de genuino anno natali D.N. Jesu Christi ex his vindiciis dijudicando. Alcmar. 1768, 69. 8o. - Verhand. over de Schatting-Beschrijving ond. den Stadhouder Cyrenius in Judaea Luc. II:2. Alkm. 1767, 2 dln. - Oratio pro Imperatore Juliano Apostata. Mediob. 1769. 4o. Ned. vert. Inwyings-redev. tot lof v.d. Keizer Juliaan den Afvallige. Ald. 1772. 8o. - Vaticinium de Messia Duce primarium sive explicatio LXX hebdomadum Danielis. Mediob. 1774. 8o. - Addenda ad Vaticinium Danielis de LXX Hebdomadibus, nec non Commonitio ad virum doctum J.D.V.H. (Johannem Danielum v. Hoven). Mediob. 1775. 8o. - Verklaring der reden, waarom hij zich op den Heer Prof. v. Hoven, om alle deszelfs woelingen tegen zijn Verklaring over Luc. II:2 niet verstoort. Middelb. 1777. 8o. - Oratio de superstitiosissimo iuxta atque perniciosissimo in templis et urbibus sepeliundi ritu. Mediob. 1776. In het Ned. vert.: Inwyings-reden over den bijgeloovigen oorsprong en schadelijke gevolgen v.h. begraven in de kerken en steden. Middelb. 1777. 8o. |
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VII2, blz. 75-77. - Boekz. 1764b, 354, 355; 1766a, 465; 1769b, 743; 1776a, 707. - N. Alg. Konst- en Letterb. v.h. j 1795. D. III, blz. 73. - Alg. Konst- en Letterb. v.h. jr. 1807, I, blz. 50; II blz. 210-215. - Vaderl. Hist. t. verv. op Wagenaar. D. XXXIII, blz. 242. - Nagtglas, Levensber., blz. 547-549. - Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. III, k. 696-698 (art. Dr. H. Brugmans). - Groen v. Prinsterer, Archives ou Corresp. inédite de la Maison d'Or. Nassau. I, 22, 84, 85, 160 sv.; VIII, 411- 427, 433 sv. - Nav. XLII (1892), blz. 352. - Bilder-