Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Hugh Kennedy]KENNEDY (Hugh), geboren in 1698 uit Schotsche ouders in het Noorden van Ierland, kwam op jeugdigen leeftijd in Schotland, waar hij studeerde om predikant te worden in de Schotsche Kerk. In zijn tweede gemeente, te Cavers, arbeidde hij ongeveer vijftien jaren achtereen. Met sterke banden was deze gemeente aan hem verbonden; en er ging groote roep van hem uit en hij werd beschouwd als ‘een van de beste kanselredenaars in het koninkrijk’. Ook bij zijn ambtgenooten was hij zeer gezien; op hun dringend verzoek gaf hij in 1732 een preek uit, door hem in datzelfde jaar gehouden vóór de synode van Merse en Teviotdale. Nadat in 1735 een predikantsvacature was ontstaan bij de Schotsche gemeente te Rotterdam, weigerden Burgemeesteren de door den kerkeraad gedane voordrachten te bekrachtigen, en dit driemaal achtereen, omdat de aangewezenen bleken zich tegen het collatierecht te verzetten. Een vierde nominatie werd den 26en Apr. 1737 aanvaard, en ook de keuze daaruit, den volgenden dag door den kerkeraad op H. Kennedy uitgebracht, aanstonds geapprobeerd. De beroepene, van twee kanten gedrongen, besliste voor Rotterdam, waarna hij aldaar den 18en Aug. 's namiddags voor een groot gehoor, waaronder vele Episcopalen, Remonstranten en Roomschen, intrede deed (m. Jes. XLV:22), na des voormiddags bevestigd te zijn door den oudsten predikant dier gemeente J. Enslie (m. Ef. III:8). Hij vond hier veel ingang zoowel door zijn pastoralen arbeid als door zijn prediking; met het oog op de aanstaande belijdende lidmaten ontwierp hij een breede reeks vragen, die ter onderteekening hun voorgelegd werden vóór hun toetreding tot het Avondmaal, en waaruit ook zijn eigen opvattingen blijken (men vindt ze afgedrukt bij Steven, a.w. ond. Litt., p. 178-183). Het goed gerucht dat van hem als prediker uitging, bezorgde hem twee beroepingen naar Schotland: in Nov. 1742 naar Dunfermline als opvolger van den bekenden Ralph Erskine, die door de Generale Synode uit zijn ambt was ontzet, en in het voorjaar van 1746 naar Dalkeith; naar aanleiding van zijn bedanken ook voor dit tweede beroep schonk het Bestuur van Rotterdam hem een jaarlijksche toelage van 250 gulden boven zijn gewoon tractement. Bij gelegenheid der verheffing op 3 Mei 1747 van Willem IV tot stadhouder, kapitein-generaal en admiraal richtte hij den 17en Mei een mondelingen gelukwensch tot dezen. | |
[pagina 726]
| |
In 1763 verleende de Universiteit van Aberdeen aan Kennedy den graad van Theol. Doctor; maar niet lang mocht hij dien titel dragen; hij overleed te Rotterdam den 3en Nov. 1764, betreurd in breeden kring ook buiten zijn gemeente. Als degelijk theoloog was hij de vraagbaak van velen, zoowel van Nederlanders als van Engelschen. Zijn preeken zaten goed in elkaar, droegen een Bijbelsch karakter en waren op de practijk gericht. Hij had de gewoonte na het voorlezen van den tekst den Bijbel van den lessenaar op den kansel te verwijderen en daarna met gewijden ernst zijn preek te houden. In zijn optreden had hij iets gezaghebbends en vriendelijks; zijn gelaatskleur was blozend, zijn gestalte lang en slank. Tot zijn intieme vrienden hier te lande behoorde Alex. Comrie. Toen tegen het midden van de 18e eeuw opwekkingsbewegingen in Europa en Amerika de aandacht trokken, legde Kennedy met het oog op de talrijke bekeeringen, die daarmede gepaard gingen, sterk den nadruk op de souvereiniteit der goddelijke genade; van wat omstreeks 1741 in dit opzicht in het Westen van Schotland was voorgevallen publiceerde hij de berichten, in het Nederd. vertaald, stuksgewijze met zijn eigen aanteekeningen verrijkt; sommige van deze geschriftjes beleefden een zesden druk. Toen de Nijkerksche beroeringen, veroorzaakt door het optreden van den predikant Ger. Kuypers, zooveel opspraak verwekten, was Kennedy een der velen, die zich daarover in geschriften uitspraken; hij toonde zich een voorstander van bedoelde beweging en bracht die in verband met buitenlandsche revivals van denzelfden tijd; wat hij daaromtrent schreef droeg er echter zijns ondanks óók toe bij, dat bij menigeen de antipathie tegen deze verschijnselen toenam. Zijn Nederige verdediging van het werk des Heiligen Geestes was onderhoudend geschreven en ging er bij het publiek in. Maar hoe handig ook zijn uiteenzettingen waren, het gaf ook blijk van zijn verlegenheid waar het eromging de verregaande wanordelijkheden, die met de beweging gepaard gingen, te vergoelijken. Zijn werk, getiteld: God, die den Godloozen Rechtvaerdigt betrof het geschil, verwekt door den Vlissingschen predikant J.J. Brahé, die het gevoelen verdedigde dat de rechtvaardigmaking geschiedt vóór het geloof en dat het geloof slechts middel is, waardoor de gerechtvaardigde van zijn rechtvaardigmaking verzekerd wordt (vgl. hiervoor Dl. I, blz. 557-560). Inzonderheid Kennedy's geschrift heeft tot bevrediging der partijen bijgedragen! Kort na zijn toelating tot het predikambt was hij gehuwd met Margaret Scott. Uit dit zeer gelukkig huwelijk werden drie zoons en twee dochters geboren. Een der zoons was van 1758 tot 1782 hoogleeraar in het Grieksch aan het Marischal College te Aberdeen. Een wèlgelijkend portret van H. Kennedy, ter halver lengte, werd in Sept. 1765 door zijn oudste dochter, Mrs. Livingston, ten geschenke gegeven aan den kerkeraad der Schotsche gemeente te Rotterdam. Van H. Kennedy zag het licht: Voorreden (behelzende een verhaal v.d. schrijver en een ‘Aanprijsinge v. dit Werk’ voor: Thomas Boston (pred. te Etrick, Schotl.), Eene beschouwing v.h. Verbondt der genade, uit de Heilige Gedenkschriften: Waar in de onderhandelende Persoonen, die dat Verbondt hebben aangegaan, hoe en wanneer het gemaakt zy, deszelfs Deelen, zoo wel Voorwaardelyk als Beloovende, en de Bestiering van het zelve, ieder afzonderlijk overwoogen worden. Mitsg. eene Beproeving voor bijz. Persoonen wegens hun zalig Inzyn in het zelve, en den Weg om de Zondaaren daar in tot hun Eeuwige Zaligheit in te lijven. Uit het Eng. uitgeg. d. Alex. Comrie. Leyden. 1741. 8o (Cat. Bibl. Th. School, Kampen, blz. 301). - Voorr. v. Geloofwaardig | |
[pagina 727]
| |
en kort Verhael v. 't heerlyke werk Gods, Geopenbaart in de overtuiginge en bekeringe v.e. groot getal v. zielen in de gemeente v. Cambuslang, en in and. plaatsen v. Schotlandt. Briefsgewyze geschreven aan een vriendt met De nodige Attestatien v. eenige Predikanten, Proponenten, enz. als mede Een voorreden.... Getrouwelijk uit het Eng. vert. Tweede dr. 't Heerenveen. 1742. 8o (Kon. Bibl.). - J. Robe (pred. te Kilsyth), Nader en Uitvoeriger Verhaal Van 't werk Godts, Gewrogt in de bekeeringe v. vele zielen in verscheidene Gemeintens v. Schotlandt, inzonderheit tot Kilsyth, en daar omtrent leggende plaatsen; Beschreven.... waar by gevoegt is, bij wyze van Inleidinge een Verhandeling over de Natuur, Middelen, Wyze, en Eindens der Bekeeringe, .... Getrouwelyk uit het Eng. vert. Rotterd. 1743. 8o. (Magazijn firma M. Nijhoff. 's Gravenh.). - Het Leven en de Bekeeringe, de merkwaardige Gevallen en het singulier Afsterven v. T. Halyburton, m.e. voorr. over dit nuttig werk aangetoont. Rott. 1746. 2dln. 8o. - Vert. Th. Halyburton, Het Groot Aanbelang der Zaligheit, begrepen in drie Delen: in zich behelzende: I. Ene ontdekkinge v. des Mbenschen Staat en toestandt v. Nature; of den strafwaardigen Zondaar overtuigt. II. Des menschen herstellinge door het gelove in Christus; of des overtuigden zondaars toestandt en genezinge. III. Des Christens plicht, zo met opzicht op Personele als Huishoudel. Godtsdienst. Alles voorgestelt in verscheide Predikaatsien... Met e. Voorr., waarin de Voortreffelykheit en Nuttigheit v. dit werk wordt aangetoont. Rott. 1747. 8o. - De Leere en Leiding des Euangeliums tot zaligheid v. Zondaaren, zynde den inhoudt v. verscheyde Leerredenen over de allergewigtigste stoffen waar by gevoegt is ene Leerreden gepred. den 8 May 1747. by gelegenth. der Verheffinge Zyner Aller doorl. Hoogh. W.K.H. Friso... Stadhouder enz. Uit het Eng. d. W. Hoog en J. de Koningh. Rott. 1748. 4o. (Vgl. Boekz. 1761a, 351, 352). - Nederige Verdediging v.h. werk des H. Geestes, In de Overtuiging en Bekeering v. vele zielen, eenige jaren geleden in Schotland, en nu onlangs te Nieuwkerk, en op andere plaetsen in Gelderland, tegens de Misduidingen en Tegenwerpingen v.e. Naemloos Schryver, In een Boek genaemt Aenmerkingen op het Verhael en de Verdediging v. Do Ger. Kuypers, getrouwelijk uit het Eng. vert., door W. Hoog en J. de Koningh. Rott. 1751. 4o. meerm. herdr.; 2e dr. Rott. 1751. 4o. (Knuttel, Cat. Pamfl. IV, No. 18346). - Aenmerkingen dienende tot opheldering v.d. sterkte en genoegzaemheid der blykbaerheid voor een groot werk der genade te Nieuwkerk enz. Waer in De Beuselagtige Berispingen v.d. Prof. van den Honert T.H.Z. op eenige Woorden of Regelen v.d. Nederige Verdediging enz.Ga naar voetnoot1). Onderzogt en Wederlegt worden. Uit het Eng. vert. d. W. Hoog en J. de Koningh. Rott. 1752. 4o. (Knuttel, a.w. IV. No. 18386). - A Short Account of the Rise and continuing Progress of a remarkable work of Grace in the United Netherlands. 2d impress. Lond. 1752Ga naar voetnoot2). - God, die den Godloozen Regtvaerdigt, de Regtvaerdiger v. allen die in Jezus Christus gelooven; ofte een Schriftmatige Verklaring v.d. Regtvaerdiging der Uitverkoornen door het Geloof; in het Eng. beschreven en in het Nederd. vert. d. W. Hoog en J. de Koningh, waar by gevoegt is eene Praktikale Verhandeling v. denselven Autheur. over 2 Cor. V:21. Vert. d. C. Brem. Rott. 1761. 8o. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VII2, blz. 38. - W. Steven, The History of the Scottish Church, Rotterdam. Edinb. 1832, p. 170-202, 227. - D. Wanjon, De Schotsche en Engelsche Kerken, in: Rotterdam in den loop der eeuwen. 2e ged. 6e st., blz. 85, 86. - Ypey en Dermout, Gesch. N.H. Kerk. III, blz. 509, 510; I4, blz. 14, Aant., blz. 3. - Ypey, Gesch. | |
[pagina 728]
| |
Kr. Kerk 18e e. VII, blz. 325n. - Sepp, Stinstra. II, blz. 238. - A.G. Honig, Alex. Comrie, blz. 74, 124, 156. - Boekz. 1761a, 98-101; 1764b, 737-739. |
|