als zoodanig te 's-Gravenhage bevestigd (afscheid te Zwolle 21 Mei m. 2 Thess. III:16). Achtereenvolgens had hij tot standplaats Bandjermassin (1876), Amboina (1878), Djocjokarta (1882) en Buitenzorg (1883). In 1886 kwam hij met verlof naar Nederland terug, waarna hij werkzaam was te Buitenzorg (1887) en te Batavia (1890). In 1895 opnieuw naar Nederland teruggekeerd, kreeg hij daar in 1898 eervol ontslag met pensioen. Den 4en Mei van hetzelfde jaar na colloquium doctum toegelaten tot de Ev. bediening in de Ned. Herv. Kerk door het Prov. Kerkbestuur van Z. Holland nam hij een beroep naar Oirschot aan, waar hij den 3en Juli 1898 intrede deed (m. Mt. XIII:9) en werkzaam bleef tot aan het ingaan van zijn eervol emeritaat dat hem met ingang van den 1en Dec. 1905 werd verleend. Den 27en Mei 1906 bevestigde hij ald. zijn opvolger (m. Col. III:16a). Hij overleed te Ginneken den 20en Nov. 1906, nalatende een weduwe, Johanna Geertruij Seijffardt (geb. te den Helder, 26 Febr. 1842; overl. te 's-Gravenhage 23 Aug. 1918), kinderen en kleinkinderen.
Van de commissie tot de zaken der Prot. Kerken in N.O. en W. Indië was Kemman van 1900 tot aan zijn dood lid.
Na het overlijden van Kits van Heyningen in 1903 (zie art. i.v.) trad hij op als geregeld medewerker aan de Kerkelijke Courant. Hij verzorgde in het niet-officieel gedeelte de rubriek Letterkunde; terwijl menig belangrijk artikel ook op het gebied van Kerk en Zending in dit orgaan voorkomt. Nog enkele dagen vóór zijn overlijden zond hij van zijn ziekbed de copie in van een bespreking van enkele tijdschriften en boekwerken, met het bericht dat hij gedurende een half jaar rust zou moeten houden.
De kritiek, die hij op een en ander meende te moeten oefenen, was nooit persoonlijk, altijd zakelijk en tot nadenken prikkelend. Ontstemd toonde hij zich alleen, wanneer hij constateeren moest, dat men trots afwijkende beginselen toch maar orthodox wilde zijn of schijnen; waarheid stelde hij boven alles. Tot het laatste door hem geschreven behoort een art.: Kerkhervorming en Zending in de Nederl. Zendingsbode. Centraalblad voor de Zending in Ned. en de Koloniën (no. van 16 Nov. 1906). Het bevat een overzicht van het ontstaan en de ontwikkeling der Prot. Zending, een uiteenzetting van het Evangelisch karakter door de Hervorming aan de Zending gegeven en van het gevolg dat deelneming aan de zendingszaak voor hare vrienden heeft.
Voorts verscheen van hem in druk:
In: Kalender voor de Protestanten in Ned. Uitgeg..... ond. leid. v. W. Moll. II (1857), blz. 70-91: De Begijnen in Nederland; III (1858), blz. 172-208: De krankenverpleging in de Christelijke Kerk. - In: Mededeel. v. wege het Ned. Zendel. Genootsch. 22e Jrg. (1878), blz. 30-98: De zending onder de Dajaks; 26e Jrg. (1882), blz. 31-43, 243-268: De inlandsche Christengemeenten op de Ambonsche eilanden. - In Maandberigten v.h. Ned. Zendel. Genootsch. 1e Jrg. (1879), blz. 8, 9: Verscheidenheden (verhaal van zijn bezoek met Ds. H. Knottnerus bij zendeling Luyke bij gelegenh. van diens 80en verjaardag 7 Sept. 1878). - In Stemmen v. Waarh. en Vrede Jrg. 18901, blz. 978-983: Een woord over den Ambonees (tegen hetgeen J.H. de Vries in de Dec. aflev. 1889 v. gen. maandschrift had gepubliceerd over de Christen-Amboneezen).
Litteratuur: J. Loosjes, Naamlijst v. Pred., Hoogl. en Propon. der Luth. Kerk in Ned., blz. 139. - v. Troostenburg de Bruyn, Biogr. Wdb. O.I. pred., blz. 235. - Alb. Stud. Ath. Amst., blz. 65. - Id. L. Bat., k. 1360, 1370. - E.F. Kruyf, Gesch. v.h. Ned. Zendel. Gen., blz. 171. - Knuttel, Bibliogr. Kerkgesch., blz. 162. - Sepp, Bibl. Kerkgesch., blz. 135, 136. - Kerk. Crt. v. 30 Nov. 1906 (no. 48).