Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[George Keith]KEITH (George), geboren omstreeks 1639 in Schotland, ontving zijn opleiding in Marischal College, Aberdeen en behaalde den graad M.A. Al vroeg bleek zijn aanleg voor mathesis en Oostersche talen en zijn voorliefde voor godsdienstige polemiek. Na het verlaten van de Academie werd hij voogd en kapelaan bij een adellijke familie. Van huis uit behoorend tot de Presbyterianen was hij bestemd om predikant te worden en streed hij voor zijn Kerk tegen de Episcopalen. Daarna toonde hij korten tijd neiging tot het Roomsch-Katholicisme. Maar hij keerde zich hiervan af omdat hij gewonnen werd voor de beginselen en leer der Kwakers, toen William Drewsbury daarvoor propaganda maakte in het Aberdeenshire district. In 1662 trad hij openlijk tot de Kwakers toe. Menige zendingsreis werd door hem als zoodanig ondernomen; daarbij bezocht hij ook meermalen met andere woordvoerders onder hen de Nederlanden. Nadat zijn optreden voor de Kwakers hem in 1676 gevangenisstraf bezorgd had, bezocht hij, niet voor de eerste maal, ons vaderland in gezelschap van Barclay, Fox en W. Penn; den 28en Aug. 1677 was hij aanwezig bij een samenkomst te Rotterdam, waar vertegenwoordigers van Kwakers en Collegianten onderling van gedachten wisselden met het gevolg dat elk van beide partijen te hardnekkiger eigen standpunt bleef handhaven, hoezeer men nog geloofde aan de mogelijkheid van volkomen overeenstemming. In dien tijd brachten Keith en zijn reisgenooten ook een bezoek aan de pasgestichte Huisgemeente der Labadisten op het Waltha-slot te Wieuwerd. Bij deze gelegenheid verdedigde de hoogbejaarde Anna Maria v. Schurman de afscheiding van de Hervormde Kerk, die haar te wereldsch was geworden, met bijzonderen ernst en ontroering. Na zijn terugkeer in Engeland geraakte Keith weer een paar malen in de gevangenis om | |
[pagina 686]
| |
zijn prediking. De opgedane ervaringen brachten hem ertoe in 1684 de wijk te nemen naar N. Amerika, waar hij landmeter werd in algemeenen dienst in O. New-Yersey en vervolgens onderwijzer te Philadelphia in Penssylvania. Hij doorreisde verder Nieuw-Engeland, overal de leer der Kwakers bepleitend tegenover aanvallen op haar gericht. Meer en meer trad echter aan het licht dat zijn eigen ideeën op belangrijke punten afweken van die van Fox e.a. leiders onder de Kwakers. Hij beschuldigde dezen van deïstische leeringen en was van meening dat zij aan den Bijbel en de Ev. geschiedenis van Jezus te geringe waarde toekenden. Bij zijn beweringen stuitte hij op grooten tegenstand van de zijde der Kwakers. Het kwam ten slotte zoover, dat hij een afzonderlijke gemeenschap stichtte, de ‘Christen-Kwakers’ of ‘Keithians’ genoemd. Daarop poogde hij propaganda te maken te Londen, maar de vergadering der Kwakers van 20 Apr. 1692Ga naar voetnoot1) stiet hem uit, nadat hij zijn onverzettelijkheid had getoond en niet alleen op levende, maar ook zelfs op reeds overleden Kwakers zijn aanvallen had gericht. Zoo was elke band verbroken en kwam hij ertoe in Turnershall een genootschap te stichten, waarbij hij zóóver afweek van de gebruiken der Kwakers, dat hij de beide sacramenten bediende. In 1700 voegde hij zich bij de Anglicaansche Kerk en van 1702 tot 1704 trad hij op als agent van de ‘Society of the Propagation of the Gospel in America’. Hij overleed den 27en Maart 1716 te Edburton in Sussex, van welke parochie hij rector was geweest. Hij is van bevoegde zijde genoemd de geleerdste man van allen, die ooit tot de Kwakers behoord hebben, bedreven in Oostersche talen, wijsbegeerte en mathesis. Om den invloed, dien hij hier te lande geoefend heeft, waar ook enkele zijner geschriften, in het Holl. vertaald, werden uitgegeven, is zijn levensbeschrijving hier opgenomen. Hij was gehuwd met Elisabeth Johnston, dochter van William Johnston M.D. van Aberdeen. Zij vergezelde hem op zijn reis in 1677 in de Nederlanden, maar keerde evenals Barclay naar Londen terug, terwijl haar man zijn reis vervolgde. De volgende geschriften van Keith verschenen in Ned. vertaling of in het Latijn hier te lande: Het decksel gescheurt ende een deure geopent tot de eenvoudige om.... tot het wesen te komen, 't welck met het decksel bedeckt is geweest ond. de Mennonyten, welcker wegh.... hier beproeft wert, en is gevonden niet nae de waerheydt te zijn.... aeng.... Doop en Avontmael, haer gebeden, singen en bedieninge nevens.... andere dingen.... waerin oock vele schriftplaetsen, die sy.... bybrengen worden.... beantwoort.... Oock is hier.... bijgevoegt, 't welck voor eenige jaren aen de Doopsgezinde geschreven was door.... William Caton. Amst. 1670. 4o. (Rogge, Cat. Rem. Bibl. Amst. St. II, Afd. II, blz. 48). - Antwoord op Elf Vragen, Die door zeker Persoon aan Benjamin Furly, in de Nederd. tale, zyn toegesonden. VVelke Antwoord, onder anderen, eenige redenen begrypt, waarom 'er swarigheyd gemaakt wordt, om, voor eenig mensch als een teyken v. respect, het hooft te ontblooten, het lichaam te buygen, en diergelijke uytvindzelen van de geest des werelds, te achtervolgen. Daar by gevoegt zijn Eenige wedervragen tot naerder openinge v. die, en dergelijke zaken. Wésende De gezeyde Antwoord en wédervragen beyde in de Engelse tale geschreven - en daer uyt overgezet. Rott. 1680. 4o (Knuttel, Cat. Pamfl. III, No. 11752). - Responsio Ad Postulatum quintum Tractatuli, Anno superiore Latine et Germanice typis editi, atque Dantisci per quendam Jesuitam (ut fertur) evulgati, nullo Authoris nomine indicato, Complectentis in se Vndecim Quaestiones ad omnes Protestantes, atque à Romana Ecclesia Catholica (sic nuncupata) Diss- | |
[pagina 687]
| |
sidentes. Amst. 1681. 4o. (id. No. 11801). - Ad. Joh. Guilielmi Bajeri Theologiae Doctoris et Prof. sic dicti, Jenensis Dissertationem primam Contra Quakeros, .... Amica Respontio. Amst. 1683. 4o (id., no. 11893). - De Joden in Europa en Palestina. Voorgesteld in e. reisbeschrijving v.d. H.H. Keith, Black, Bonaz en Mac-Cheyne, door de Schotsche Kerk afgevaardigd. Vert. d. Ds. Serrurier. Dordr. (Amst.) 1851. 2 dln. 8o. - De stipte en letterlijke vervulling der Bijbelsche profetiën. Opgehelderd door de geschied. der Joden en de ontdekkingen v. nieuwere reizigers en aangevoerd als e. bewijs v.d. waarheid der Chr. godsdienst. N. d. 13en dr. uit het Eng. Amst. 1837. 3 dln. 8o. Hetz. verkort. ald. 1841. 8o, 3e dr. Amst. 1866. 8o (m. 8 gelithogr. pl.) - De profetieën verklaard door uittreksels uit reisbeschrijvingen v. ongeloovige geschiedschrijvers, als: Voltaire, Josephus e.a. Nijmegen. 1867. 8o. Litteratuur: Dictionary of Nation. Biography. V. XXX, (Lond. 1892), p. 318-321. - The Encyclopaedia Britannia (Ed. XI) V. XV (Cambridge. 1911), p. 716 etc. - Nouvelle Biogr. générale dep. les temps les plus reculés jusqu'à nos jours. T. XXVII, 510. - G. Arnolds Unparteyische Kirch. u. Ketzer-Hist. Schaffh. 1741. Th. II. Bd. XVII c. 20 § 10, 60; Anh. Num. XV, S. 1085, 1086. - Herzogs Realencykl. Bd. XVI, S. 373. - F, C. Baur, Gesch. der Chr. Kirche. Tüb. 1863. Bd. IV, S. 438. - Hylkema, Reformateurs. I, II (reg.). - Schotel, Anna M. v. Schurman, blz. 259. - Knappert, Gesch. Herv. K. 16e en 17e e. (reg.). |
|