Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Nicolaas Kamp]KAMP (Nicolaas), geboren te Knype den 15en Sept. 1843 uit het huwelijk van Anthony Willem Kamp, pred. ald. (later te Zwartsluis en te Meppel)Ga naar voetnoot1) en Cornelia Magdalena Benjamina Carbasius werd tegelijk met zijn ouderen broeder Adolf Frederik KampGa naar voetnoot2) een en andermaal ingeschreven in het Album Stud. te Utrecht, den 30en Aug. 1862 en den 25en Mei 1869. Toegelaten tot de Ev. bediening door het Prov. Kerkbestuur van Overijsel in Aug. 1869, werd hij den 16en Jan. 1870 door zijn vader bevestigd te Blokzijl (m. 2 Tim. II:1; intr. m. Ps. XXV:15a). Na voor een beroeping naar Tjerkgaast (Juni 1872) te hebben bedankt, vertrok hij naar Stadskanaal, waar hij den 3en Aug. 1873 wederom door zijn vader bevestigd werd (m. Mc. I:17b; intr. m. Jes. LV:6, afsch. te Blokzijl 27 Juli). Een beroep naar Horsten (Juli 1875) wees hij af, maar den 28en Nov. 1875 preekte hij afscheid te Stadskanaal (m. 1 Thess. II:12), om den 5en Dec. d.a.v., opnieuw door zijn vader, te Goor bevestigd te worden (m. Hand. V:33, 39; intr. m. Jud. vs. 3m'). Den 11en Juni 1876 hield hij een gelegenheidspreek bij het in gebruik nemen van het nieuwe orgel te N. Stadskanaal. Hij sloeg een beroep naar Thamen a.d. Amstel (Aug. 1876) af, maar volgde dat naar Noorddijk op, waar zijn vader hem den 2en Maart 1879 bevestigde (m. Jac. I 21b; intr. m. 2 Tim. II:19; afsch. te Goor 23 Febr. m. Hand. XX:31-36). Zijn vijfde ge- | |
[pagina 656]
| |
meente was Veendam, waar hij den 7en Mei 1882 bevestigd werd door zijn vader (opnieuw m. Jac. I:21b; intr. m. Joh. XVII:36a; afsch. te Noorddijk 30 Apr. m. Mt. VII:24-27). Den 7en Nov. 1883 volgde zijn bevestiging te Leeuwarden door Ds. E.C. Jungius, pred. ald. (m. 1 Thess. II:13), waarna hij den 11en intrede deed (m. Hand. VIII:5; afsch. te Veendam 4 Nov. m. Hand. XVIII:11, 18a). Den 31en Mei 1891 deed hij intrede te Zutphen (m. 1 Tim. I:5; bev. door zijn vader m. Jes. LI:6, afsch. te Leeuwarden 24 Mei m. Hand. XX:27, 32). Ten laatste diende hij de gemeente te Maastricht, waar hij den 3en Dec. 1899 bevestigd werd door Ds. W. Mallinckrodt, pred. ald. (m. 2 Cor. IV:5-7; intr. m. 1 Tim. I:5; afsch. te Zutphen 26 Nov. m. Hand. XX:36). Wegens verkregen eervol emeritaat preekte hij den 16en Jan. 1910 afscheid te Maastricht (m. Hand. XXVI:22a en XX:32). Als emeritus bleef hij als ouderling deze gemeente dienen. Na aanhoudend lijden overleed hij te Maastricht den 4en Nov. 1911. Nic. Kamp behoorde tot de Evangelische richting; als permanent secretaris van de samenkomsten der Ev. predikanten heeft hij veel gedaan in het belang dezer richting en was hij voor velen een raadsman, wiens heengaan in dien kring een gevoelige leegte achterliet. Al liet hij de studie niet varen, bij voorkeur bewoog hij zich op praktisch terrein. Hij was gehuwd 1o met Jacomina de Jonge, 2o als weduwnaar te Leeuwarden den 13en Nov. 1884 met Gesiena Johanna Jacoba Quintus, geb. te Beetsterzwaag 1855, die hem overleefde. Hij liet een zoon en twee dochters na. Hij redigeerde met Dr. P.J.B.K. Simon van der Aa van 1883 tot 1910 het Ev. Dagschrift Brood des Levens. Zutphen. 8o. - In Geloof en Vrijheid, N.S. III (1892), blz. 551-577 komt van zijn hand voor een verhandeling: Jezus Christus tegenover zijn tijdgenooten. Litteratuur: Geloof en Vrijh. 46e Jrg. (1912), blz. 69. - Alb. Stud. Rh. Traj., k. 448, 500. - Ned. Patriciaat. VII, blz. 304. |
|