Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Jan Willems Kals]KALS (Jan Willems) werd den 11en Oct. 1702 te Deure (Duren) in het land van Gulik uit een officiersfamilie geboren. Dat hij van huis uit Roomsch was, blijkt hieruit dat hij, zeven jaar oud, naar de Jezuïtenschool werd gestuurd. Hoe hij van de Roomsche Kerk vervreemd is valt uit zijn geschriften niet op te maken, maar in 1722 was die vervreemding een feit; in dat jaar te Amsterdam aangekomen voerde een van zijn eerste kerkgangen hem naar de Amstelkerk aan de Reguliersgracht, waar de prediking van Ds. Hero Sibersma diepen indruk op hem maakte. Destijds was Kals werkzaam in den handel, maar zijn verlangen was te studeeren voor het geestelijk ambt, met name voor missionaris, waartoe hij op de Jezuïtenschool reeds bestemd was geweest. Financieele bezwaren en het gemis aan medewerking van zijn ouders met het oog op zijn zwakke gezondheid stonden hem in den weg tot het bereiken van het beoogde doel. Toch gelukte het hem, vooral door den steun van Ds. Petrus Boudaan, pred. te Amsterdam, na vijf jaren in den handel geweest te zijn, theologant te worden. In 1726 werd hij ingeschreven in het Album studiosorum te Utrecht, waar zijn voornaamste leermeesters waren Fr. Ad. Lampe, van Alphen en J. van den Honert, en den 10en Maart 1728 verdedigde hij een disputatio over den aard der Typische Godgeleerdheid, waaruit bleek hoe sterk de invloed was, door v.d. Honert ook op dezen | |
[pagina 647]
| |
discipel geoefend. Niettemin geraakte Kals met dezen zijn leermeester in conflict naar aanleiding van een corollarium, dat hij tegen v.d. Honerts wil aan een door hem te verdedigen stelling had willen toevoegen. In 1730 was dit geschil bijgelegd. Toegelaten als proponent verzocht Kals aan Gecommitteerden ad res exteras een plaats, zonder nadere bepaling, in de koloniën. Gecommitteerden wisten hem te winnen voor West-Indië, dat zij hem ‘op 't allersmaakelijkste’ aanprezen ‘boven andere Plaatsen, om zijn voornemen te kunnen voortsetten’. Den 21en Maart 1731 diende hij zijn sollicitatie in bij H.H. Directeuren der Geoctroyoorde Societeit; den 30en d.a.v. vervulde hij in de Westerkerk te Amsterdam een preekbeurt om zijn gaven te laten hooren, waarop hij reeds den volgenden dag zijn aanstelling ontving. In Mei d.a.v. werd hij daar ter stede bevestigd tot predikant in Suriname door Ds. G. Luyk, pred. te Waverveen; in Juni koos hij zee. Reeds de eerste preek, door hem in Suriname gehouden, gaf aanleiding tot moeilijkheden. Hij drong daarin aan op samenwerking van Mozes en Aäron, d.i. van de geestelijke en de wereldlijke macht, waarbuiten de kolonie nooit zou kunnen floreeren. Men stootte zich hieraan en ook aan het feit, dat hij in onderscheiding van de andere predikanten zich onttrok aan de recepties bij den Gouverneur De Cheusses, die zelfs op handtastelijke wijze, zoodat hem de pruik van het hoofd viel, zijn misnoegen daarover kenbaar maakte. Straks ontstond er oneenigheid tusschen Kals en zijn collega's, nadat hij in 't algemeen ‘den verdorven aart’ der toenmalige Gereformeerde leeraren had afgekeurd. Ook bij de Surinaamsche planters en ambtenaren verspeelde hij zijn populariteit. Toen hij zijn gedragslijn bleef volgen, op tuchtoefening aandrong en zich verzette tegen de beschouwing van de negers als ‘swarte beesten’, geboren ‘om ons koffij en suiker te planten’, werd zijn toestand te Paramaribo al onbehagelijker, en was het voor hem een uitkomst dat hij zijn plaats in de hoofdstad kon verwisselen voor een andere, in de vrij afgelegen gemeenten der Cottica en Pirica. Den 17en Maart 1732, op den Alg. Dank-Vast-, Boet- en Bededag, deed hij er voor het eerst dienst in de nieuwgebouwde kerk (tekst Ezech. III:17-22). Ook in zijn nieuwe gemeenten maakten zijn vijanden het hem moeilijk, en wisten zij het zóóver te brengen, dat hij den 10en Oct. 1732 voor zes maanden werd geschorst, met ‘harde censuur’ en bedreiging van afzetting, bijaldien hij zijn leven niet zou beteren. Hoezeer de motieven zijner tegenstanders aan bedenking onderhevig waren, de voortdurende twist in de pastorie gaven hun een gewenschte aanleiding; zelfs was het gebeurd dat Kals zijn vrouw, die hem trouwens telkens tergde, mishandelde. De geschorste zag intusschen kans door middel van brieven, in koffie-vaatjes verstopt, zijn eigen zaak te bepleiten, met dit gevolg dat de Classis Amsterdam straks antwoordde zijn suspensie als een beslist onrecht te beschouwen, en het Surinaamsch convent aanried de tegen hem ingebrachte beschuldigingen niet zoomaar voetstoots aan te nemen. Het mocht niet meer baten; zijn zaak was te Paramaribo reeds in zoo vèrgevorderd stadium, dat men op het gebeurde niet meer kon terugkomen. Het schip ‘De Hoop’ ondernam met Kals aan boord den 22en Mei 1733 de reis en liet den 22en Juli d.a.v. de ankers vallen op de reede van Texel. Nog vóór Kals' vertrek had opnieuw een incident plaats. Toen bij de opheffing van zijn schorsing in April 1733 naar Surinaamsch gebruik een kerkelijke plechtigheid zou plaats hebben, weigerde Kals daarbij tegenwoordig te zijn, en voegde hij zijn collega Ds. J.M. Kleyn, die hem weer aan de gemeente had moeten voorstellen, toen deze de kerk verliet, beleedigende woorden toe. Hij maakte het nog bonter door zich te vergrijpen aan het ge- | |
[pagina 648]
| |
zag van een van Suriname's rechters. Daarmede was de maat vol. En zonder dat een door den kerkeraad nog aangevraagde extra-conventus ter onderzoeking, werd toegestaan, besliste de vergadering van Gouverneur en Raden van Politie den 2en Mei dat iemand van zulk ‘een onnuttigh en querelleus humeur’ de gemeente niet meer als predikant kon stichten. Gegriefd over het vermeende onrecht hem aangedaan in het vaderland teruggekeerd, beriep hij zich op de Classis Amsterdam ten einde herstel van recht te verkrijgen. Eerst den 4en Oct. 1734 volgde de uitspraak. Eenparig getuigde de Classis dat zij de redenen, waarom men Kals had teruggezonden, ongegrond achtte, zoodat zijn rechten als predikant voor onverkort moesten gelden. Toch was Kals hierdoor niet geheel voldaan: de Classis had nl. geen poging in het werk gesteld hem in zijn Surinaamschen werkkring hersteld te krijgen. Niettemin onderwierp hij zich aan de classicale uitspraak. Den 29en Apr. 1737 beroepen te Stevensweert tot hulpprediker voor den Eerw. Jacobus Hensbroek, aanvaardde hij dit beroep met de verklaring, dat hij gaarne komen wilde ‘niet om er het Evangelie van geloof, maar dat der werken te prediken’. Den 16en Juni d.a.v. had zijn bevestiging ald. plaats door Ds. L. van den Bergh (m. 2 Tim. IV:5; intr. m. Fil. I:12-17). Ook daar gaf zijn gedrag hevigen aanstoot. Op Nieuwjaarsbezoek bij den ouden predikant 1 Jan. 1739 balde hij tegen dezen de vuist, hem toeroepend: ‘Oude schelm! nu wil ik niet meer voor u prediken’. Ds. Hensbroek klaagde hem daarop aan bij de Classis, die uitmaakte dat hij zijn ambt op onwaardige wijze waarnam, om welke reden zij hem censureerde en tijdelijk schorste. Deze uitspraak werd door de Synode, in 1741 te Nijmegen gehouden, onderzocht en bevestigd. Inmiddels had Kals ‘om eene onregtveerdige sententie te ontgaan’, vrijwillig zijn ambt neergelegd. In zijn De verkragte en herstelde waerheit bevestigt gaf hij een voorstelling van de eigenlijke reden van zijn schorsing, waarbij het gelijk aan zijn kant scheen. In de Boekzaal (1742a, 83) protesteerde hij openlijk tegen de woorden, achter zijn naam in het Register der Predikanten geplaatst: ‘van zijn dienst ontzet’. Na zijn vertrek uit Stevensweert hield hij zich op te Amsterdam, waar hij door lesgeven in zijn onderhoud poogde te voorzien, terwijl hij 's Zondags vaak uit preeken ging, telkens over hetgeen hem aangedaan was zich beklagende. Dit duurde tot 1744. Teleurgesteld over het feit dat zijn zaak niet vorderde, hield hij met preeken op. Daarop vestigde hij zich te Leiden, waar zijn leven in echtbreuk en in onzedelijke verhouding tot zijne dienstbode al verder van de wijs raakte. Inmiddels liet hij zich den 25en Aug. 1744 inschrijven in het Album Stud. Vervolgens trok hij naar Engeland. Van toen af verbeterde zijn levenstoestand in meer dan één opzicht. In 1744 stelde hij een aantal Hebreeuwsche ‘ontledingstafelen’ op en in 1750 verscheen zijn Korte schets van de onderwyzinge der gronden in de Hebreesche Letterkunst. Als vrucht van zijn voortgezette studie, waarvan beide geschriften blijk gaven, kon hij zich weldra noemen ‘geadmitteerde onderwijzer der Oostersche Talen, bij de Universiteit Oxford’. Hij kwam in relaties met den aartsbisschop van Canterbury en de bisschoppen van Oxford en St. Davids. Eerstgenoemde bevorderde zijn opneming in de Anglicaansche Kerk, en de bisschop van Oxford bood hem aan pogingen in het werk te stellen om hem in een Duitsche of Hollandsche kerk in een der Britsche bezittingen een predikantsplaats te verschaffen. Kals wees dit aanbod van de hand, omdat hij de begeerte koesterde weer in zijn vaderland te kunnen dienen, en ook omdat hij in Engeland geen drukker kon vinden, die het lettertype met punten had, dat hij noodig had voor de uitgave van de door hem te Oxford bewerkte Grammatica Hebraeo-harmonica, die sedert 1751 gereed lag en waarop tweehonderd inteekenaren wachtten. Om den gewenschten drukker te vinden toog hij in het eind van 1753 naar Bremen. | |
[pagina 649]
| |
In de Wezerstad ging het hem zeer voorspoedig. Uit het getuigschrift do. 5 Dec. 1754 hem later meegegeven naar Franeker door Prof. Nonnen te Bremen blijkt dat zijn naam den 4en Jan. 1754 was opgenomen ‘inter cives Illustris Gymnasii’, om kort daarna aan deze school op te treden als leeraar ‘in Linguarum Orientalium rudimentis’. Voor de uitgave van zijn boek evenwel vond hij ook daar niet het gewenschte materiaal. Dit deed hem opnieuw naar elders trekken. Uit Duitschland kwam hij te Franeker, en vandaar verhuisde hij weer naar Amsterdam. Ook hier slaagde hij niet met de uitgave van zijn Hebreeuwsche Grammatica, maar het verlangen om opnieuw naar Suriname te worden uitgezonden maakte zich weer geheel van hem meester. Het had hem trouwens nooit geheel losgelaten. Nog in Aug. 1749 was hij uit Engeland naar den Haag gereisd, om Prins Willem IV een request aan te bieden, waarbij hij op herstel aandrong. Thans echter hervatte hij met nieuwen moed zijn pogingen daartoe. In Aug. 1754 trachtte hij toegang te verkrijgen tot de Prov. Synode van N. Holland om in haar midden zijn belangen te bepleiten. En najaar 1755 zocht hij nieuw contact met het college van Directeuren der Geoctroyeerde Societeit van Suriname, om daaraan een van zijn uitgaven te mogen opdragen. Beide pogingen faalden. Dat hij ze in het werk stelde vond aanleiding in een actie van dergelijken aard door J.J. Mauricius, van 1742 tot 1751 Gouverneur van Suriname, gevoerd, die op later ongegrond gebleken beschuldiging zijn positie verloren had. Deze Mauricius, was Kals van vroeger wèl bekend. Zoo laat zich diens hernieuwde actie verklaren. Na 1756 is weinig omtrent Kals bekend. In 1777 riep hij wegens zijn groote armoede en hooge jaren de hulp in van de Classis van 's Gravenhage; door hare bemiddeling werd hij te Heusden in het Oudemannenhuis geplaatst, waar hij overleden zal zijn. Reeds uit zijn academische disputatio over den aard der Theologia Typica en vooral uit de tien daarachteraangevoegde Theses (vgl. Sepp a.w. I, blz. 129, 130) bleek hoezeer Prof. v.d. Honert zijn liefde voor de typiek ook in het hart van dezen discipel had overgeplant in de slechts weinige maanden, die hij nog maar gedoceerd had. Kals' Korte Schets van de onderwyzinge der gronden in de Hebreesche Letter-Kunst (1750) was een poging om door het schrijven van een werk in het Nederduitsch de methode te propageeren van Prof. Albert Schultens, die als hervormer der Hebreeuwsche taalstudie een school wist te vormen. Volgens die methode helderde Schultens het Hebreeuwsch uit het Arabisch op, nadat hij de nauwe verwantschap van beide talen geconstateerd had. Kals' Korte Schets was ‘getrokken’ uit Schultens' beroemde werk Origines hebraeici, sive Hebraeae linguae antiquissima natura ac indoles ex Arabiae penetralibris revocata; en de bedoeling van Kals met zijn publicatie was om ‘alzoo op onomstootelijke gronden den mond te konnen stoppen’ aan hen, die de vrij algemeene voorstelling huldigden: ‘linguam Hebraeam, utpote divinam, solis instar propriis radiis refulgere, nec ulla alia luce per dialectos adfusa indigere’. Hij droeg zijn werk op aan Prof. J.J. Schultens, die het voetspoor van zijn beroemden vader voortzette. In zijn opdragt en voorrede maakte Kals melding van soortgelijke bezigheden, waarmee hij de Schultensiaansche methode en de zaak der linguistiek poogde te bevorderen. Uit zijn Neerlands Hooft- en Wortelsonde blijken Kals' maatschappelijke en kerkelijke idealen. Gekant tegen het nepotisme en de plooierijen van de Regentenregeering, meent hij ‘dat nergens gelukkiger Regeringe is, als waar dat Rijke en Vermogende, daardoor Wijze en Verstandige, het roer in de Hand hebben’. Vrij rationalistisch ziet hij in het ‘Redenlicht’ evengoed een bron van Godskennis als in den Bijbel. De noodzakelijkheid van 's menschen wedergeboorte ontkende hij met zoovele voorgangers van zijn tijd. | |
[pagina 650]
| |
Zijn langdurig verblijf in Engeland zal zeker hebben bijgedragen tot zijn bewondering voor het episcopale systeem van kerkregeering. Van W.-Indië roemde hij de zomersche pracht en de natuurproducten, maar in ander opzicht liet het naar zijn oordeel veel te wenschen over. Inzonderheid drie dingen waren het, die hij bepleitte 1o. betere waardeering der Indiaansche inboorlingen en daar wonende Negers, 2o. verhooging van het peil van het Europeesche element, dat daarheen placht te emigreeren, 3o. Zendingsactie. Als middel om het eerste te bereiken beval hij aan het sluiten van vriendschap en van huwelijken van Europeanen met Inboorlingen en Negers, mits dezen zich tot het Christendom bekeerden. Voorstander van den W.-Indischen slavenhandel was hij niet; tegenover den bekenden negerpredikant Jac. Elisa Joa. Capitein, die in 1742 bij de verdediging zijner Dissertatio te LeidenGa naar voetnoot1) de slavernij nog eenigszins vergoelijkt had, was Kals waarschijnlijk reeds in debat gekomen; toch verzette hij er zich niet zoo radicaal tegen, maar nam hij een soort middenstandpunt in. Voor Zendingsactie had Kals altijd veel gevoeld, reeds toen hem, nog Roomsch Katholiek zijnde, het ideaal had voor den geest gestaan om eenmaal een tweede Franciscus Xaverius te worden. Doch nergens heeft hij op Zendingsactie zoo sterk aangedrongen als in zijn Neerlands Hooft- en Wortelsonde, dat als voornaamste strekking had zendingsboek te zijn, hoe bont ook het karakter van den inhoud was. Maar de algemeene opinie wilde van bedoelde zendingsactie niets weten; Kals' pogingen om ook in de praktijk deze actie te voeren stuitten af niet het minst op het winstbejag zijner landgenooten. Intusschen heeft hijzelf niet alleen op ideeële gronden tot het zendingswerk aangespoord. Als een zijner argumenten gold ook dat daardoor de confessioneele verschillen zouden worden onderdrukt, die hem, medestander der ‘toleranten’ die hij was, sterken weerzin inboezemden. Kals bepleitte als middel om het doel te bereiken, de stichting van een Zendingsgenootschap in het vaderland, op voorgang van het sinds 1701 in Engeland bestaande, en het in het leven roepen van een internaat voor de Surinaamsche jeugd, op royale leest geschoeid, waar geleerd zou worden uit Borstius' Kort Begrip der Chr. Leere en uit den Catechismus. Op eigenaardige, levendige wijze heeft Kals deze belangen bepleit. Hij was gehuwd met Anna Twisker, die veel van hem te verduren had, maar zelf niet vrij was van schuld en haar man voortdurend tergde. Portretten van Kals zijn niet bekend. Van hem zag het licht: Klagte over de bedorvene zeden der Voorgangeren, zoo in 't kerk- als burger-bestuur in een zeer vrugtbaren ende eerst op luikende Colonie, voorgestelt in eene behandelinge, gepleegd aan een Predikant, aan 't Eerw. Classis v. Amtsterdam (sic.) Z.j. [1733]. (Univ. Bibl. Leiden). - De verkragte en herstelde waarheid bevestigt. (1747)Ga naar voetnoot2). - Korte Schets v.d. Onderwyzinge der gronden in de Hebreesche Letter-Kunst; Waerdoor de weg gebaent word; om derzelver Regelmatigheit te herstellen en te verweren; Getrokken uit het Latynsche Werk v.d. Hooggel. Heere Albertus Schultens. In zijn leven Hoog-Leeraer der Oostersche Taelen en Oudheden, enz. enz. Met ontledings-Tafelen v. 't gantsche werk en v. iedere Afdelinge byzonder, als mede Vragen langs den kant, verrykt. Leiden. 1750. 8o (Univ. Bibl. Utr. en Bibl. N. Letterk.). - Disquisitio philologica de linguae Hebraeae natalibus ejusdemque principum dialectorum punc- | |
[pagina 651]
| |
tisque vocalibus ad eas docendas discendasque summe necessariis. P.I. Notis illustrata etc. Bremae. 1753. 8o. - Disq. philol. de punctorum cum ad linguam Hebraeam tum ad dialectos ejusdem principes docendas et discendas summa necessitate. P. II. ibid. 1753. 8o. (Univ. Bibl. Utr.). - Neerlands Hooft- en Wortelsonde, Het verzuym v.d. Bekeringe der Heydenen, aangewesen en ten toon gespreit door drie leer-redens gedaan en gemeen gemaakt door drie der voornaamste Kerkvoogden in Engeland.... Uit 't Engelsch vertaalt, en met Aanmerkingen verrijkt en hoe 't ontwortelen in Suriname en Berbices getoont.... Benevens drie voorstellen en eene Redenvoeringe aan de Christelijke Synodens. Met een Briev aan en van D. Wilhelmus Peiffers als Praeses. Leeuw. 1755. 4o; 1756Ga naar voetnoot1). Hierin is ook te vinden: De nuttige en noodige Bekeeringe der Heidenen in Suriname en Berbices.... aangeprezen. Opgedragen aan de gem. v. Cottica en Pirica. Volgens mededeeling van Dr. A.A. van Schelven moet Kals nog andere werkjes geschreven hebben. Of een door hem in 1756 in bewerking genomen Polyglotten-Bijbel met aanmerkingen werd voltooid, is niet uit te maken. Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VI2, blz. 3. - A.A. v. Schelven, Suriname in de 18e eeuw (Ervaringen en idealen v. Ds. Joa. Guil. Kals), in: De West-Indische Gids. 4e Jrg. (1922), blz. 65-90. - Dez. in: Molhuysen en Blok, N. Biogr. Wdb. VI, k. 872, 873. - Hs. Borger. - Sepp, Stinstra. I, blz. 35, 129 v. - J. Wolbers, Geschied. v. Suriname, blz. 195. - Alb. stud. Rh. Traj., k. 128. - Id. L. Bat., k. 1007. - de Jongh, Pred. Geld., blz. 8. - Meded. v.d. Hr. W.M.C. Regt. |
|