pred. te Hoornaar 1836, te De Lier 1839, emer. 1 Juli 1887, overl. 1891. Deze gaf in druk uit: De driehonderdste verjaardag van den marteldood van Arent Dirkz. Vos, Hervormer der gemeente in De Lier (30 Mei 1570). Met die gemeente herdacht. 's-Gravenh. 1870. 8o (Univ. Bibl. Utr.).
Een portret van D.M. Kaakebeen, in 1820 geteekend door A.J. van Andel, bevindt zich in Zelandia Illustrata. Voorts bestaat van hem een portret ao 1827, ter halver lijve, rechts, zittend bij een tafel, een boek in de linkerhand. Naar T. Andringa, door J.P. Lange. 8o; een silhouette links 8o, en een teekening voor het silhouette. 8o, waarbij eenige levensberichten en vers op zijn overlijden door D(wars). Vgl. Muller, Cat. v. Portr. No. 2830-2832. Zie ook hieronder bij zijn Godsd. Mengelingen.
Van D.M. Kaakebeen zag het licht:
Chr. Dagboek, voorafgeg. d. brieven aan Erastus. Amst. 1828 8o, 3e dr. ald. 1836, 8o (Rem. Bibl. Rott.). - Leerr. ov. Joh. XVI. 31, m.e. voorafspr. aan de Ned. Hervormden te Amst. Amst. 1834. 8o; 2e dr. ald. 1834. 8o; 4e dr. ald. 1844. 8o (Bibl. Ned. Lett.). - Feestboekje of bijdr. t.d. Godsd. viering v.d. Goeden Vrijdag, Stillen Zaterdag en Paasch-Zondag, in 3 feestred. Amst. 1835. 8o; 2e dr. ald. 1836. 8o (Rem. Bibl. Rott.) 4e dr. ald. 1862. 8o. - Lessen der wijsheid, getrokken en zamengevoegd uit de Spreuken van Salomon. Amst. 1835. 8o. - Nagelaten leerred. ov. grootere en kleinere afdeel. uit het boek Job. Amst. 1835, '36, 2 dln. 8o. (Het laatste juist op K's sterfdag verschenen). - [Anon.], Woorden der wijsheid; een geschenk voor vrienden v.d. onvergetelijken. Amst. 1835; ald. 1836; ald. 1837. 8o. - Godsd. mengelingen. Met het portret v.d. schr. der brieven aan Erastus: uitgeg. d. en voor rek. v.h. Ned. Godsd. Tractaatgenootsch. Amst. 1837. 8o.
Ook was hij medewerker aan Het Chr. Maandschrift voor den beschaafden stand, uitgeg. door den Ring Amsterdam (1822 vv.) en aan den Bijbelsche Almanak van het Ned. Godsd. Tract. Genootsch., waarin tal van bijdragen van zijn hand voorkomen. Het Mengelwerk b.v. van 1830 tot 1834 was grootendeels van zijn hand; vooral de daarin voorkomende Brieven aan Erastus trokken de aandacht van velen. Vol gezonden, christelijken humor doen zij hier en daar denken aan Matthias Claudius.
Litteratuur: v.d. Aa, Biogr. Wdb. VII2, blz. 1. - Glasius, Godg. Ned. II, blz. 217-219. - Nagtglas, Levensber., blz. 308. - Chr. Encycl. (red. F.W. Grosheide e.a.) III, blz. 247. - Prins, Kerkel. Register, blz. 14-16. - B.J. Adriani, Dan. Matth. Kaakebeen sprekende nadat hij gestorven is. Voorber. voor N. Titeluitg. der Godsd. Mengel. Amst. 1887. - Alb. Stud. Rh. Traj., k. 198. - Boekz. 1835b, 803, 804, 810, 814; 1836a, 116-121. - Alg. Konst- en Letterb. v.h. jr. 1835. D. II, blz. 401, 402. - Hartog, Gesch. Predikk., blz. 298. - N.Chr. Maandschr. voor den besch. stand, uitg. d.d. Ringsverg. v. Amst. 10e dl. No. 1, blz. 53-60 (2 gedichten bij zijn overlijden). - v. Doorninck, Verm. en naaml. Schr. II, no. 4328.