Biographisch woordenboek van protestantsche godgeleerden in Nederland. Deel 4
(1931)–Jan Pieter de Bie, Jakob Loosjes– Auteursrecht onbekend[Petrus Kaas]KAAS (Petrus), geboren te Rotterdam den 23en Maart 1742 uit het huwelijk van L. Kaas en Aagje Bergman, bezocht in zijn vaderstad de Latijnsche Scholen, ontving daarna nog voorbereidend academisch onderwijs bij Ds. J. van den Nieburg, pred. te Ede, en bezocht vervolgens de Utrechtsche hoogeschool (ingeschr. 1762); hier behoorde o.a. G. Bonnet tot zijn leermeesters. Hij verdedigde er den 19en Juni 1762 een exercitatio philologica over Houbigants Prolegomena (zie onder). Den 4en Sept. 1764 praeparatoir geëxamineerd door de Classis Schieland, en den 24en Apr. 1765 peremptoir door de Classis Amersfoort, werd hij den 26en Mei d.a.v. bevestigd te Eemnes-Binnen door Ds. W. Lootsman, pred. te Zuilen (m. Ps. LXXII:17; intr. m. Jes. XXXVIII:20). In 1767 bedankte hij voor een beroep naar Kloetinge, maar in het volgende jaar vertrok hij naar Lekkerkerk, waar hij | ||
[pagina 640]
| ||
den 4en Dec. 1768 bevestigd werd door Ds. Th.I. v. Essen, pred. te Groot-Ammers (m. 1 Thess. V:12, 13; intr. m. 1 Sam. XVI:5, 4; afsch. te Lekkerkerk 20 Nov. m. Hand. XVIII:19-21). Zijn derde gemeente was Sluis, waaraan hij zich den 18en Nov. 1770 verbond (afsch. te Lekkerkerk 4 Nov. 1770 m. Hand. XIX:10); zijn vierde was Brouwershaven, waar hij den 14en Aug. 1774 bevestigd werd door zijn oom D. Kaas, pred. te GoesGa naar voetnoot1) (m Ps. XC:16, 17 intr. m. Hand. X:29). Het laatst en het langst diende hij de gemeente te Rotterdam; hier had den 15en Juli 1787 zijn bevestiging plaats door Ds. A. Voorduin (m. Dan. XII:3 nGa naar voetnoot2); intr. m. Genes. XXXI:3; afsch. te Brouwershaven 17 Juni m. 2 Cor. II:12, 13). Gedurende zijn laatste levensjaren leed hij veel door lichaamsongesteldheden, zoodat hij niet in staat was zijn 25 jarigen dienst te Rotterdam openlijk te herdenken en evenmin zijn 50-jarige bediening. Het laatst preekte hij den 31en Oct. 1815. Hij overleed den 20en Febr. 1816. Hij was een zeer geacht voorganger, die zich meermalen van scherts bediende, maar op wien de laster toch nooit zijn pijlen had durven richten. Hij was ongehuwd en liet bij zijn overlijden een broeder en een zuster na. Afbeeldingen worden van hem niet vermeld. Van hem verscheen in druk zijn voormeld proefschrift, waarvan de volledige titel luidt:
Als student leverde hij een bijdrage in den bundel Lijkzangen, door hem met eenige medestudenten uitgegeven onder den titel: Reverere ‘Dei Ministros’ Utr. 1760. Zie hiervóór D. IV, blz. 469. Litteratuur: Boekz. 1816a, 353-356. - v. Harderwijk, Pred. Rotterdam, blz. 100, 101. - Alb. Stud. Rh. Traj., k. 158. |
|